Veel te vroeg: drie moeders over hun premature bevallingen

Iedereen droomt van de gedroomde bevalling op het juiste moment. Joke, Francine en Sophie hadden het niet verwacht, maar kwamen alle drie in de wereld van de couveuses, de monitors en het bange afwachten terecht.

 

Joke (28) werd zwanger van een eeneiige drieling en wist op voorhand dat het een premature bevalling zou worden

“Een tweeling, daar had ik altijd op gehoopt. Tot de dokter ‘oei’ zei tijdens de echo. Er bleken drie hartjes in mijn buik te kloppen. Een eeneiige drieling: de dokters hadden het nog nooit meegemaakt. Niemand weet waarom ik er één kreeg. ‘Drie gaan het nooit halen’, was hun verdict en het enige wat ik kon zeggen was: red er alsjeblieft één. Na die echo barstte corona uit en mocht mijn man niet meer mee naar de volgende consultaties. Het nieuws werd er niet beter op: één baby weghalen, betekende waarschijnlijk het einde van alle drie. Na dat gesprek hebben mijn man en ik de knop omgedraaid. Zolang er geen complicaties waren, zouden we voor onze drie dochters vechten. Vanaf dan maakte ik de klik. Ik wist dat ik met een drieling prematuur ging bevallen, in het beste geval. Elke week dat ze in mijn buik bleven, was een overwinning. Ik was verschrikkelijk misselijk en rond 26 weken was mijn lichaam zo opgezwollen dat ik enkel nog met een rolstoel op uitstap kon. Maar ze zaten er nog, en ze deden het alle drie goed.

Eén baby weghalen, betekende waarschijnlijk het einde van alle drie

Eén keer ben ik naar spoed geweest, op 24 weken, omdat ik zoveel pijn had dat ik vreesde dat het fout aan het gaan was. Maar het bleken groeipijnen. Op 28 weken ben ik binnen gegaan en kregen de baby’s longrijping. Ik was eigenlijk euforisch dat ik die periode gehaald had. Terwijl ik omringd werd door ouders die totaal onverwacht op de intensieve zorgen van de materniteit terechtkwamen en door de grootste angsten gingen. Het was heel dubbel: ik lag daar in mijn luxekamer te wachten op mijn groot geluk en zag elke dag wel ergens een vlindertje verschijnen aan een deur, het teken dat er een sterrenkindje geboren was. Na enkele weken platliggen mochten we zelf de datum kiezen voor de bevalling. Ik koos de dag dat mijn man en ik 5 jaar samen zouden zijn. “Een goeie dag om een gezin van 5 te worden”, lachte de gynaecoloog. Door hun prematuriteit zou ik ze niet mogen vasthouden vlak na de bevalling. Die gedachte vond ik vreselijk, al besefte ik dat het voor hun bestwil was. Maar Billie woog bijna 1,5 kilo en deed het zo goed dat ik haar toch 2 uur heb mogen kangoeroeën (je kind op je huid laten liggen, red.). Dat was hemels. Van 21 augustus tot 8 oktober lagen Anna, Billie en Lexi in de couveuse. Honderden regeltjes waren er, duizenden kabeltjes en nog meer piepende geluidjes. Pas midden september heb ik ze alle drie voor het eerst samen in mijn armen kunnen houden. Door hun kabeltjes was dat eerder niet mogelijk. De drie meisjes op mijn schoot, zoals het hoorde. En op 8 oktober, hun coming home day, droegen ze voor het eerst een outfit dat ik hen gekocht had. Maatje 50 en véél te groot, maar ik vond het prachtig.”

 

Francine (59) beviel 35 jaar geleden van Wesley, 1,360 kilo en 42 cm

“Als ik vriendinnen hoor vertellen over de premature bevalling van hun kleinkind, kan ik alleen maar gelukkig zijn dat er zoveel veranderd is. 35 jaar geleden was alles anders. Alles! Wesley is 7 weken te vroeg geboren, omdat hij niet meer groeide in mijn buik. Tijdens een controle luisterde de dokter naar het hartje en besliste dat hij meteen moest komen. Ik beviel in een klein ziekenhuis in Lokeren, Wesley werd meteen naar Dendermonde gebracht voor intensieve zorgen. Hij was zo klein dat hij in de breedte van de couveuse kon liggen. Ik lag daar, net moeder geworden, maar zonder kind. Ik had hem zelfs niet één keer kunnen vasthouden. In die tijd moest een moeder nog 7 dagen in het moederhuis blijven, dus al die dagen lag hij in een ander ziekenhuis. Het ergste van al? Dat ik op een tweepersoonskamer lag met een andere moeder, die wel een kindje had. Ze kreeg lachende mensen over de vloer, er was pure vrolijkheid. En ik lag daar, zonder kind. Bezoek kwam er wel, want ik had de fout gemaakt het geboortekaartje al te versturen. Ik wist niet beter: Wesley was mijn eerste kind, een kaartje sturen was de trend en ik ging er in mee. ‘Waar is het boeleke?’, zeiden de mensen die me proficiat kwamen wensen. Ik moest telkens opnieuw in tranen uitleggen dat hij te vroeg was en in een ander ziekenhuis verbleef.

‘Hij was zo klein dat hij in de breedte van de couveuse kon liggen’

Ik zeg het: andere tijden. Er was nog geen gsm, iedereen was minder bereikbaar. Wij hadden zelfs geen telefoonlijn: als ik terug thuis was, moest ik bij de buren gaan bellen om te horen hoe het met Wesley ging. En ik moest wachten tot mijn man van zijn werk terug was om naar het ziekenhuis te gaan, want ik had zelf geen wagen. Thuis liep ik de muren op. Ik kon alleen piekeren en kuisen. (lacht) Van kangoeroeën was toen nog geen sprake. Het werd zelfs niet aangemoedigd om het vast te houden. Ik durfde ook niet goed. Wesley was mijn eerste en zo klein: ik was zo bang om hem te laten vallen. Eén verpleegkundige, die zelf zwanger was, heeft me overtuigd hem toch vast te pakken. Ik denk dat het daardoor ook lang duurde voor ik een echte band met hem kreeg. Ik was een soort ‘bezoek’-moeder, maar kende hem niet echt. Toen ik hem naar huis mocht nemen, heb ik dat allemaal ingehaald. Ja, ik moest al terug werken, maar na mijn werkuren had ik hem altijd vast. Hij is nooit ergens anders naartoe geweest. Enkel mijn moeder, mijn man en ik mochten hem knuffelen. Enkele jaren later kreeg ik nog een dochter en natuurlijk was ik bang dat ook zij te vroeg zou komen. Maar bij haar moest ik zelfs ingeleid worden! Toen ze haar die eerste avond na haar geboorte naar de kinderzaal wilden brengen om mij te laten slapen – dat was toen nog de gewoonte – heb ik geweigerd. Dit kind wilde ik naast me hebben.”

 

Sophie (32) kreeg haar dochtertje Janne na 24 weken zwangerschap

“710 gram en 33 centimeter: zo piepklein was Janne toen ze geboren werd. Haar hoofd zo groot als een kiwi, een handje dat op mijn vingertop paste en armpjes en beentjes zo smal als mijn pink. Net de week dat ik bevallen ben, waren mensen me beginnen te feliciteren met mijn beginnend buikje. En plots was het voorbij. Onwezenlijk. Ik werd op 24 weken zwangerschap midden in de nacht wakker en bleek vruchtwater te verliezen. Waarom ze zo vroeg is gekomen, blijft een raadsel. In het ziekenhuis zeiden ze dat elk uur, en zeker elke dag, telde. Janne kreeg longrijping en twee dagen later is ze geboren. De Belgische wet verplicht dokters pas levensreddend te handelen als het kind 26 weken is bij geboorte. Wij moesten dus helemaal alleen beslissen wat we wilden. De gesprekken waren loodzwaar. De vooruitzichten niet optimistisch. 50% kans dat ze stierf, 50% kans dat ze het overleefde. Maar áls ze het overleefde, was er maar 20% kans dat ze er niets aan zou overhouden.

‘50% kans dat ze stief, 50% kans dat ze het overleefde’

Dag per dag, besloten we. Met kleine mijlpalen. ‘Als ze de longrijping haalt, dan gaan we ervoor’, spraken we af. Die mijlpaal haalde ze, nipt. Achteraf bekeken hadden we het nooit over ons hart gekregen om een andere keuze te maken. Die eerste uren, dagen en weken waren we vooral bang. Net als onze familie hadden we gemengde gevoelens: ons kindje was geboren, maar we konden niet blij zijn, want zou ze het wel halen? 103 dagen heeft Janne in het ziekenhuis gelegen. 103 dagen waarin ze vaak gevochten heeft voor haar leven. Waarin wij geleerd hebben dat je kind ook hersenbloedingen kan hebben op ‘goeie’ plaatsen, op een plek waar de schade zich herstelt. En dat dat niet één keer, maar meerdere keren kan voorvallen. Het waren maanden waarin ik bang werd van de telefoon, als die onverwachts ging als we thuis waren. Na 6 weken ploeteren mocht ze eindelijk zelfstandig ademen. Haar langer aan de beademing houden, zou haar blind kunnen maken. De opluchting die ik voelde toen dat lukte… Tot dan weet je eigenlijk niet of ze het zelfs kán, ademen. Die dag hebben we haar geboortekaartje verstuurd. Op het kaartje stonden haar twee meters die we gekozen hadden, en ook de namen van haar vaste verpleegkundigen in het ziekenhuis. Elke en Tessa, haar meters in het ziekenhuis. Onze rotsen in de branding. Ik vraag me soms nog af hoe we het gedaan hebben. Ik was een moeder aan de zijlijn en zag mijn dochter groot worden in de couveuse. Maar ook dat wordt een routine. We brachten onze oudste dochter naar school en gingen dan naar onze jongste. Elke dag opnieuw. Ons nieuwe normaal. Vandaag is Janne 4,5 jaar en zie je niets meer van haar moeilijke start. Een wonder. Ik merk dat het voor mij wel een trauma blijft. Naar Thuis kijken bijvoorbeeld, als er een kindje in de couveuse ligt, kan ik niet. En als mensen me zeggen ‘dat Janne het nu toch goed doet’, geeft dat me een steek in mijn maag. Ja, nu doet ze het goed. En ja, we hebben ongelooflijk veel geluk. Maar dat wist niet uit hoe het geweest is. Als moeder zal ik me altijd gefaald voelen naar haar toe. Omdat ik haar niet groot heb gekregen in mijn buik.”

 

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

Gesponsorde content