Clara Spilliaert: ‘Mijn kunst begint bij vragen die ik heb over de wereld, over zaken waar we doorgaans niet over spreken’
Clara Spilliaert verheft het onzegbare tot sprekende kunst. Een gesprek over aambeienzalf, water- en beerputten. En over een jammerlijk over het hoofd geziene, ándere Spilliaert.
Ze is heel bedachtzaam in haar spreken, wikt elk woord voor ze het de ruimte in mikt en laat veelvuldig stiltes vallen, terwijl haar blik in het blad priemt van de tafel waaraan we zitten. Instinctief probeer ik die op te vullen met meer woorden van mijn kant, maar na een tijdje praten met Clara Spilliaert (32) laat ik de gevallen stiltes gewoon liggen. Want net die zeggen zo veel over het verstillende werk dat de in Japan geboren, maar sinds haar zestiende vanuit België opererende kunstenaar maakt.
Haar oeuvre is jong, maar omvangrijk. Haar tekeningen, keramiek en installatiekunst over thema’s als geschiedenis, mythologie, natuur en seksualiteit zijn prijswinnend. Wie haar werk nog niet eerder heeft gezien, zal er de komende tijd alleszins moeilijk omheen kunnen: van Leuven over Kasterlee en Antwerpen tot in Tokio zullen ze binnenkort geweten hebben wie ze is.
‘Mijn dagboektekeningen hielden mij tijdens mijn adolescentie in leven; ze waren nodig om me te wortelen, te acclimatiseren’
En ja, ze deelt een heel verre voorouder met Léon Spilliaert. En ja, ze heeft de vraag naar haar verwantschap met de befaamde Belgische schilder al tig keer moeten beantwoorden in interviews. Haar zus Lisa maakte er zelfs een kortfilm (‘SPILLIAERT’, 2022) over, om voor eens en altijd een antwoord klaar te hebben. Al zullen we later in dit gesprek ontdekken dat Clara Spilliaert ook familie is van een minstens even boeiende, maar een pak minder bekende Belgische kunstenaar.
Wat meteen opvalt ten huize Spilliaert: overal, zowel in haar compacte kelderatelier als in de woonkamer van haar Gentse rijhuis, liggen kleien anussen te drogen. Het blijken afgietsels van echte mensen- en varkensanussen te zijn, die ze heeft gemaakt voor de groepstentoonstelling Our Future Is To Live With Bruises, binnenkort te zien bij hedendaags kunstencentrum Masereel in Kasterlee.

Dat zal wat uitleg behoeven, denk ik.
Spilliaert: (lacht) “Vorig jaar in de herfst, net toen ik een eerste locatiebezoek deed voor de Masereel-tentoonstelling, had ik last van aambeien. Ik doe aan cohousing in een huis met heel dunne muren, waardoor ik vaak niet naar het toilet durf te gaan voor een grote boodschap. En dan raak ik geconstipeerd en krijg ik aambeien. Zeer vervelend, want door iets in te houden uit schaamte, moest ik nog iets ergers doen: naar de dokter gaan en mijn anus tonen. Die schreef mij ‘TriAnal’-zalf voor en drie dagen later voelde ik me beter. Ik vond het fantastisch wat zo’n zalfje kon doen en was zo dankbaar dat ik er een werk over wilde maken.”
“De locatie die ik voor de expo kreeg toegewezen, bleek een gereconstrueerde hoeve te zijn die vroeger tegelijkertijd een berging, mensentoilet en varkensstal herbergde. De uitwerpselen van de mens en de twee varkens die er ooit gezeten moeten hebben, vielen er samen in één beerput. Die werden dan opgeschept met een soort gigantische pollepel en daarmee werd de moestuin bemest. Terwijl de mensen op het toilet zaten, kwamen de varkens blijkbaar nieuwsgierig toekijken. Je inbeelden dat je je behoefte doet in het gezelschap van varkens: dat verdreef mijn schaamte en hielp me om het als iets natuurlijks te gaan beschouwen.”
Durf ik te vragen hoe het was om de mallen voor dit werk te maken?
Spilliaert: “Voor die van de mens hebben een paar vrijwilligers bijgedragen, wat best gemoedelijk verliep. En voor die van de varkens heb ik eerst bij een bioboerderij aangeklopt, maar die vonden dat veel te verdacht. (lacht) Uiteindelijk vond ik iemand met twee varkens in haar tuin die mijn idee begreep. Een van de twee was heel rustig toen we de afdruk namen, de andere knorde kwaad elke keer dat we zijn staart aanraakten. En wat bleek: varkensanussen verschillen niet veel van die van de mens... Voor de expo wil ik die anussen terug laten samenkomen, om op die manier iets te vertellen over zowel onze geschiedenis als de hygiënecultuur waar wij vandaag in leven.”
‘Die pinnen waarmee duiven nogal agressief weggejaagd worden, draag ik als een soort Vrijheidsbeelddiadeem’

Het hart wil ook wat
Trianal (2025) is in die zin classic Clara Spilliaert. Want ze gaat wel vaker aan de slag met de geschiedenis van een plek, en voegt er vervolgens een maatschappelijk relevante dan wel persoonlijke laag aan toe. Dat deed ze al met de reeks Wapenschilden, die ze in 2020 maakte en die ondertussen deel is van de kunstcollectie van de Vlaamse Gemeenschap. Daarvoor vertaalde ze het – voor haar patriarchaal aandoende – wapenschild naar een verhalende verkenning van haar eigen identiteit. Hetzelfde bij Juana’s Dream (2024), de glazen baarmoederlamp die ze creëerde voor de Antwerpse Kunsthal Extra City, gevestigd in een oud Dominicanencomplex. Hiervoor liet ze zich inspireren door het historische verhaal van de ietwat vergeten Juana de Aza – moeder van Sint Dominicus, stichter van de Dominicanen – om de link tussen gender en spiritualiteit te verkennen. En binnenkort drukt ze ook permanent haar stempel op het Leuvense Groot Begijnhof, ter ere van de 600ste verjaardag van KU Leuven. Haar werk Listen Well (2025), een onderdeel van de gloednieuwe kunst- en wetenschapsroute And So, Change Comes in Waves, gaat over ongelijkheid in de medische wereld.
Spilliaert: “Een thema dat mij erg boeit, want het vrouwenlichaam wordt, zeker binnen de geneeskunde, al te lang onbelangrijk geacht. Ik heb er na gesprekken met KUL-wetenschappers voor gekozen om hart- en vaatziekten als onderwerp voor mijn werk te nemen, omdat die nog steeds doodsoorzaak nummer één zijn bij vrouwen in België en er onvoldoende kennis over is bij artsen. Zo worden symptomen van een hartaanval bij vrouwen ‘atypisch’ genoemd, terwijl ze voor vrouwen net zeer typisch zijn. En ik wist ook niet dat vrouwen meer last hebben van bijwerkingen na het nemen van medicijnen. Het deed me beseffen dat gewoon het feit dat ik geboren ben als vrouw al nadelig kan zijn voor mijn gezondheid. Dus daar wilde ik meer belangstelling voor opwekken.”
“Op het Begijnhof zag ik vier grote waterputten staan. Het viel me op dat mensen er bijna altijd ín kijken; ze hebben een zekere aantrekkingskracht. Ik gebruik die waterputten nu, door er bronzen reliëfs in te leggen, als een microscoop om de vrouwelijke borststreek te bekijken. Ik was blij dat de curatoren me het pittoreske Groot Begijnhof als locatie hebben toegewezen. Het is een plek vol geschiedenis: er hebben ooit zoveel begijnenharten geklopt. Om daar nu een werk te mogen creëren over de strijd om gelijke aandacht voor vrouwen in de medische zorg, is een grote eer voor mij.”
Is een boodschap overbrengen met je kunst essentieel?
Spilliaert: “Niet per se. Mijn kunst begint bij vragen die ik heb over de wereld. Vragen over zaken waar we doorgaans niet over spreken, die onaangenaam zijn of die we zelfs vies vinden. Maar de kunst zelf is niet het antwoord op die vragen, wel een opening naar het gesprek erover. Een manier om er met aandacht bij stil te staan. Zo werp ik mijn vragen naar het publiek. Hoe die uiteindelijk aankomen, heb ik niet in de hand.”

Het ene pissebed is het andere niet
Clara Spilliaert groeide op in Tokio, waar ze samenwoonde met haar zus, ouders en grootouders langs moederszijde. Haar moeder is Japans, haar vader is Belg. Oudere zus Lisa voelde het als eerste jeuken om het land van de spruit – “voor mij een symbool voor België, omdat we die groente in Japan niet makkelijk konden vinden en mijn vader er altijd zo naar hunkerde” – en hun wortels daar te gaan verkennen. Op haar zestiende reisde Spilliaert haar zus, die ze zelf haar ‘grote voorbeeld’ noemt, definitief achterna en trok ze in bij haar ondertussen overleden grootouders langs vaderskant. Aan de middelbare school in Brugge volgde ze kunstonderwijs. Het is daar dat haar eerste wezenlijke artistieke project zich ontwikkelde, nadat ze de opdracht had gekregen een zogenaamd ‘droedelboek’ bij te houden. Dat bleek het startschot voor het maken van duizenden tekeningen.
Spilliaert: “Mijn dagboektekeningen zijn acht jaar lang een belangrijk communicatiemiddel voor mij geweest. Ze hielden mij in leven toen, waren nodig om me te kunnen wortelen, te acclimatiseren. Zoals een plant. Als je die nieuwe aarde geeft, dan zal die in het begin soms verzwakken en doodgaan. Maar als je er goed voor zorgt, komt die terug tot leven. En in de nieuwe aarde bloeit die misschien nog meer. Die tekeningen zijn een soort documentatie van mijn adolescentie geworden. En ze hebben de basis gelegd voor mijn verdere leven. Eén waarin dingen maken centraal staat.”
Er is in je oeuvre een voor en na de dagboektekeningen. Wanneer besliste je te stoppen met dat routineuze proces?
Spilliaert: “Toen de nood verdween en de motivatie uitbloeide, ongeveer toen ik mijn eerste hogere studie tekenkunst had afgerond. In 2016 zag ik in M Leuven een tentoonstelling over besloten hofjes, en die was heel betekenisvol voor mij. Ik wilde zelf zo’n kast met bloemen kunnen maken. Daar en dan begon mijn interesse voor het driedimensionale, en vervolgens ben ik keramiek gaan bijstuderen. Uit mijn eerste studie ben ik heel geïsoleerd gekomen. Bij mijn tweede studie stond ik al veel meer open voor contact met mijn docenten en klasgenoten. Toen pas voelde ik me klaar om de echte wereld in te vliegen.”
Zien we vaak terug in je keramiek: vogels. Ze komen piepen uit de tepel van een borst of slikken hun eigen eieren door.
Spilliaert: “Vogels symboliseren heel veel voor mij. Ze zijn tegelijkertijd dichtbij en veraf. Ze zijn boodschappers: ze verspreiden zaden via hun uitwerpselen. Sommige zijn luid, andere zwijgzaam. Sommige zijn monogaam en andere niet. Ik zie veel weerspiegelingen van de mens in hen – het nest waarin ze eieren leggen is als het ware een soort baarmoeder. Dat fascineert me.”
Wanneer werd je voor het eerst met kunst geconfronteerd?
Spilliaert: “De vroegste tentoonstelling die ik me herinner, is er toevallig genoeg een van Léon Spilliaert in het centrum van Tokio, in 2003. Ik was me er als kind bewust van dat ik een heel andere naam had dan de rest van de klas, dus een ontmoeting met een naamgenoot voelde bijzonder. Bij mij thuis hing er destijds een postkaart van zijn werk Meisjes met witte kousen, dus trok ik een witte kousenbroek aan om de tentoonstelling te trotseren.” (lacht)
Je leeft ondertussen even lang in België als dat je ooit in Japan gewoond hebt. Ga je nog wel eens terug?
Spilliaert: “Ja, want mijn ouders wonen er nog. Eén keer per jaar ga ik erheen. Naar de warmwaterbronnen, die ik hier mis. Ik vond het als kind zo mooi om al die andere naakte vrouwen van verschillende leeftijden tegen te komen en met hen die ontspanning en het warme water te delen. Dat is iets heel vertederends.”
‘Zowel de tuin als het lichaam is voor mij een plek om te observeren, maar ook om in te experimenteren’
Tekende je als kind al?
Spilliaert: “Ja, ik heb nog kindertekeningen met slakken, rupsen en pissebedden erop. Veel Japanse pissebedden rollen zich, anders dan van die platte die we hier vaker zien, helemaal op tot een bolletje. Die vond ik zo leuk om te tekenen, ik verzamelde ze in confituurpotjes en voerde ze dorre bladeren. Die oprolpissebedden komen trouwens ook terug op mijn Wapenschilden.”
Was je familie kunstzinnig aangelegd?
Spilliaert: “Mijn Belgische grootvader was beeldhouwer (Pol Spilliaert, red.) – zijn werk staat bijvoorbeeld op het gerechtsgebouw van Brugge. Hij en mijn grootmoeder (Christina Depiere, red.) hebben samen kunst gestudeerd, wat erg vooruitstrevend was voor een vrouw in die tijd. Maar hoewel ze minstens evenveel talent had, heeft zij haar werk jammer genoeg niet kunnen voortzetten: ze heeft de zorg voor hun drie kinderen op zich genomen en was mijn grootvaders assistent. Ze hielp hem bij het maken van kleimodellen en polijstte de bronzen beelden tot perfectie.” Kon je goed met haar praten over jouw kunst?
Spilliaert: “Moeilijk, want ze had een cynische houding tegenover de rol van de vrouw in de kunstwereld en was achterdochtig over wat er van mij ging worden. Haar enige advies aan mij was: ‘Nooit trouwen!’ Na haar overlijden vond ik een map terug met mijn naam erop, waarin ze alle artikels bewaarde die ze op het internet vond over mijn werk. Dus ik geloof wel dat ze me in het geheim steunde.”
Wat voor kunst maakte ze zelf?
Spilliaert: “Ze beheerste de cloisonnétechniek, een manier van emailleren, en maakte prachtige taferelen met figuren. We hebben er bij het opruimen van mijn grootouders’ huis veel teruggevonden. Maar ze heeft zelden iets geëxposeerd of erover verteld. Ik droom er al een tijdje van om een duo-expo te doen met haar werk. Ik heb al haar emaillegereedschap geërfd, en dat wil ik ooit graag leren gebruiken. Zo kan ik haar ambitie, twee generaties later, nog steeds in leven houden.”

Een jurk van worteldoek
Niki de Saint Phalle. Derek Jarman. Barbara Hepworth. Er zijn wel wat kunstenaars die een buitengewone band met hun tuin onderhielden. Spilliaert kan in dat rijtje aansluiten. “Een tuin, dat is voor mij de weerspiegeling van de toestand van je ziel”, legt ze uit. “Als ik een dag niet in de tuin zit, word ik heel onrustig. Dus ja, je kan die wel beschouwen als een verlengde van mijn atelier.”
Wanneer de fotografen haar beeltenis vastleggen in de tuin waarvan sprake, wordt al snel duidelijk dat Spilliaert niet alleen de naam van elke plant die er groeit kent, ze verwelkomt er ook élk levend wezen. “Je hebt ook last van slakken?”, hoor ik fotograaf Lalo tegen haar zeggen. “Last?”, antwoordt ze. “Ik vind ze net leuk!”
Poseren doet ze eerst met een wel heel bijzondere kroon op haar hoofd, gemaakt uit pinnen die doorgaans gebruikt worden om duiven weg te jagen. “Om de agressiviteit van die gewoonte aan te tonen, draag ik die pinnen als een soort Vrijheidsbeelddiadeem”, klinkt het. Daarna trekt ze een jurk van onkruidwerende worteldoek aan, die haar zus voor haar heeft gemaakt om te dragen bij de opening van de expo Hairy Tale (2023), waar ze het taboe rond lichaamsbeharing aankaartte. “Mijn manier om te benadrukken hoe zowel ons lichaam als de tuin geplukt en onderdrukt worden”, aldus Spilliaert. Op haar website houdt ze al een hele poos een soort dagboek bij over wat er wanneer groeit en bloeit op dat klein stukje stadsgroen. Het is geen room maar a garden of one’s own, vrij naar Virginia Woolf, een van Spilliaerts favoriete auteurs.
Waar komen die groene vingers vandaan?
Spilliaert: “Uit mijn kindertijd. Ik ben opgegroeid met een grootmoeder en moeder die veel tuinierden en ikzelf was er ook elke dag in de weer met dingen aanraken en beestjes verzamelen. Het was een heel kleine tuin, maar wel een die veel te bieden had. Ik leerde er om me op mijn gemak te voelen.”
“Mijn huidige tuin lijkt wel een voortzetting van die kindertijd. Ik leef op het ritme van de tuin: elke ochtend maak ik er met een kop thee een toertje in. Hij is mijn houvast. Ik weet welke planten er jaarlijks terugkomen en wanneer ze weer verwelken. Dat herinnert me eraan dat alles zich herhaalt. Zo is het uiteindelijk ook met het lichaam; je hebt een winterdip door te weinig zon, en wordt weer vrolijk in de lente. Ik hou van het onvoorspelbare ervan: hoe komt het dat hier plots een teunisbloem groeit? En hoe komt het dat hier plots een grijze haar groeit? Zowel de tuin als het lichaam is voor mij een plek om te observeren, maar ook om in te experimenteren. Een plek waarin je voortdurend balanceert tussen ingrijpen en loslaten, tussen ergernis en bewondering.”
HET WERK VAN CLARA SPILLIAERT VOOR ‘AND SO, CHANGE COMES IN WAVES’ IS NU TE ZIEN IN HET GROOT BEGIJNHOF IN LEUVEN. IN MASEREEL, HET VOORMALIGE FRANS MASEREEL CENTRUM, IS SPILLIAERT EEN VAN DE KUNSTENAARS DIE BIJDRAGEN AAN DE EXPO ‘OUR FUTURE IS TO LIVE WITH BRUISES’, DIE LOOPT VAN 25 MEI TOT 13 JULI. BIJ KETELEER GALLERY MAAKT HAAR WERK VAN 29 MEI TOT 21 JUNI DEEL UIT VAN DE GROEPSTENTOONSTELLING ‘HEALING FICTION’. VAN 12 TOT 14 SEPTEMBER NEEMT ZE MET KETELEER GALLERY DEEL AAN DE KUNSTBEURS TOKYO GENDAI IN JAPAN. HAAR SCULPTUUR ‘JUANA’S DREAM’ IS NOG TOT 31 DECEMBER TE ZIEN IN DE ANTWERPSE KUNSTHAL EXTRA CITY. CLARASPILLIAERT.COM
Clara Spilliaert (32)
• Werd geboren in Tokio als dochter van een Japanse moeder en Belgische vader.
• Verhuisde in 2009 naar Brugge en volgde er kunstonderwijs aan de middelbare school.
• Studeerde eerst tekenkunst en vervolgens keramiek aan de LUCA School of Arts in Gent.
• Bracht in 2022 het boek Sekirara uit bij MER., waarin een selectie van haar dagboektekeningen gemaakt tussen 2009 en 2017 gebundeld werd.
• Won in 2023 de Fintroprijs in de categorie beeldende kunsten.
• Wordt vertegenwoordigd door de Antwerpse Keteleer Gallery.
• Haar Wapenschilden (2020) werden in 2024 opgenomen in de kunstcollectie van de Vlaamse Gemeenschap.
• Heeft een drie jaar oudere zus, filmmaker Lisa Spilliaert, die ook in Gent woont en werkt.
Beeld: Lalo + Eva.
Meer lezen