Must-visit: de prachtige Rubenstuin in Antwerpen (waar ontwerper Dries Van Noten de kleurencompositie voor creëerde)
In zijn Antwerpse siertuin wilde barokschilder Peter Paul Rubens (1577-1640) de alledaagse zorgen van zich afschudden. Een levensfilosofie die ook vandaag nog in eer gehouden wordt, met dank aan tuinconservator Klara Alen.
We betreden de Rubenstuin in Antwerpen op een hoogdag. Tuinconservator Klara Alen weet ons te melden dat nét vandaag de eerste twee tulpen van het seizoen zijn beginnen bloeien. “De Tulipa turkestanica, een vroeg botanisch tulpje, dat totaal niet te vergelijken is met de tulpen die we tegenwoordig in de supermarkt kopen.” Het witgele ranke duo aan onze voeten maakt deel uit van de meer dan duizend tulpen die hier vorig jaar zijn aangeplant. En ja, ze zóúden hier in Rubens’ tijd ook gestaan kunnen hebben.

We schrijven in de voorwaardelijke wijs, want “niets is zeker, als je er geen archiefdocument van hebt”, klinkt het bij Alen. En zij kan het weten. Ze is kunsthistoricus, doctor, bloemstilleven-aficionado, maar bovenal: een krak in archiefonderzoek. Geen wonder dat het Rubenshuis, toen de tuin in 2022 in het kader van verbouwingen herdacht moest worden, het historische exemplaar van de beroemde zeventiende-eeuwse barokschilder aan haar toevertrouwde.
Tulpen, was dat destijds niet vooral een ding bij onze noorderburen?
Alen: “De tulpengekte of bollenmanie was inderdaad een fenomeen dat historici en economen voornamelijk bestudeerd hebben in steden als Amsterdam, Haarlem en Leiden. Maar wat bleek wanneer we aan het archiefonderzoek van de Rubenstuin begonnen? Ook in Antwerpen heerste er – weliswaar op veel kleinere schaal –tulpengekte. Hier vlakbij, op de huidige Graanmarkt, kwam in herberg De Zwaan een groep mannen bij elkaar die ik ‘de tulpenbollenclub’ noem. Daar gingen tulpenbollen over en onder de toog voor heel veel geld; soms voor 1.800 gulden per bol. Ter vergelijking: Rubens’ tafeldekker en huisknecht Jan verdiende net als zijn hovenier Willem 72 gulden per jaar.”

‘Rubens had dertig vijgenbomen, die vrucht werd onder meer gebruikt tegen jichtaanvallen’
Was Rubens zelf lid van die club?
Alen: “Dat had ik natuurlijk gehoopt, maar zijn naam duikt nergens op in die documenten. De mannen die lid waren van de club, hadden wél bijna allemaal een link met Rubens. Zo waren zijn bierleverancier, een verzamelaar van zijn werk en een familievriend erbij. Dus hij kan er wel van geweten hebben.”
Tussen pot en kuip
Een inventaris van Rubens’ tuin bestaat niet, dus werd zijn schilderij De wandeling in de tuin (ca. 1630-1631) een van de belangrijke bronnen voor de heraanplanting van de tuin. Bezoekers kunnen een afbeelding van het werk – het origineel hangt in de Alte Pinakothek in München – bekijken bij het betreden van de tuin. Op het paneel is de kunstenaar zelf te zien, samen met zijn zoon Nicolaas en tweede echtgenote Helena Fourment, kuierend over het stukje grond waar we nu op staan. En er staan effectief witte, rode en gele tulpen op, er prijkt er zelfs eentje op de hoed van Helena.

Wat heeft dit werk jullie nog bijgebracht?
Alen: “Dat Rubens houten kuipen en groen geglazuurde bloempotten met oren in zijn tuin had staan. Wij wilden die ook, dus zijn we gaan zoeken. Voor de kuipen kwam ik terecht bij Marleen Bonami, de laatst overblijvende Belgische kuiper. Ook Rubens betaalde destijds een kuiper voor zijn planten. Haar ambachtelijk werk bleek gegeerd, want onder meer Buckingham Palace en het Zweedse hof behoren tot haar cliënteel. Zij heeft er een twintigtal voor ons gemaakt.”
“Voor de potten ben ik na lang zoeken helemaal naar het Zuid-Franse Anduze gereden, omdat daar al sinds de zeventiende eeuw dat soort geglazuurde bloempotten-met-oren gemaakt worden, fantastisch! Ik ben met een zwaarbeladen bestelwagen van de stad tegen negentig per uur terug naar huis gereden in de hoop dat de rest van het team even enthousiast zou zijn als ik. En dat was unaniem zo.”
Er was ook één geschreven bron van Rubens zelf om informatie uit te vergaren.
Alen: “Ja, vanuit zijn buitenverblijf in Elewijt (dorp in Vlaams-Brabant, red.) schreef hij een brief aan de jonge beeldhouwer en vriend Lucas Faydherbe, die in augustus 1638 op Rubens’ huis in Antwerpen paste. Daarin vraagt hij Lucas om een paneel op te sturen en wat flessen vin d’Aÿ – de Franse rode wijn waar hij verzot op was. Aan het einde van dat briefje staat een soort PS’je waarin hij schrijft: ‘Vraag ook eens aan Willem, de hovenier, dat hij ons de rosilepeertjes en vijgen opstuurt als die er al zijn, of iets anders treffelijk uit den hof.’ Dankzij dat ene zinnetje wisten wij zeker dat er peren en vijgen in zijn tuin gegroeid hebben. En via een betaling aan een apotheker weten we dat Rubens dértig vijgenbomen had. Wat deed hij met al die vijgen? Wel, die vrucht werd onder meer gebruikt tegen jichtaanvallen, en we weten dat Rubens daar tegen het einde van zijn leven last van had. Of hij vond die zoete, sappigevijgen gewoon heel lekker. (lacht) Wij hebben nu twee exemplaren staan.”

Waren er nog bronnen die hielpen om de zeventiende-eeuwse geest hier te herintroduceren?
Alen: “Er zijn betalingen aan zijn twee hoveniers die aantoonden dat de ene, Willem, instond voor het algemeen onderhoud en de andere, Jaspar, specifiek voor citrusplanten. Ik heb ook bloemstillevens uit die tijd onderzocht van kunstenaars als Clara Peeters en Catharina Eijkens en van andere bloemschilders waarvan we weten dat Rubens er werk van had of ermee samenwerkte. Zo zagen we dat er toen veel bolgewassen, rozen en tulpen geschilderd werden. Rubens bezat ook de Hortus Eystettensis, een zeldzaam plantenboek met gravures. Daar hebben we ook naar gekeken.”
“We willen het hele jaar door een mooie en interessante tuin hebben, en dus staan er elke week minstens zes soorten in bloei. In die zin wijkt de tuin wel wat af van een echte barokke tuin, want daar was de lente het belangrijkste seizoen.”
Fun al fresco
Geïnspireerd door zijn achtjarige verblijf in het land van de laars aan het begin van de zeventiende eeuw, liet Rubens in zijn Antwerpse tuin een paviljoen – standbeeld van Hercules incluis – en portiek optrekken in Italiaanse stijl. “Dat moet destijds echt een shock geweest zijn voor de mensen die hier in de buurt woonden: de architectuur en beeldentaal was hip, ongezien in Antwerpen.” Óp die portiek – de oorspronkelijke toegangspoort naar de tuin, maar bezoekers wandelen vandaag via de zijkant naar binnen door het nieuwe onthaal van het Rubenshuis, ontworpen door architecten Robbrecht en Daem – liet Rubens gevleugelde woorden van Romeins dichter Juvenalis aanbrengen. “Want er zat een filosofische gedachte achter deze tuin”, vertelt Alen. “Een heel erg hedendaagse, waar bezoekers zich vandaag nog steeds in kunnen herkennen. Er staat dat deze tuin een plek is waar je tot rust moet komen en waar je de zorgen van alledag kunt, en zelfs móét achterlaten.”
Zat Rubens hier dan nooit al fresco te werken aan zijn schilderijen?
Alen: “Ik denk het niet. Hij had hier ook een atelier natuurlijk. Wel werden zijn doeken buitengezet om ze sneller te laten drogen. Hij at buiten, er vonden concertjes plaats en hij bracht er veel tijd door met vrouw en kinderen. Maar er werd evenzeer gefilosofeerd. En het was dé plek voor Rubens om zaken te doen. Hij nodigde belangrijke gasten uit in zijn tuin om opdrachten te sluiten en diplomatieke gesprekken te voeren. De tuin creëerde een goede, ontspannen sfeer voor dat soort onderhandelingen.”

Wat weten we eigenlijk over de rol van Rubens’ echtgenotes Isabella Brant, die al op haar 34ste stierf, en Helena Fourment in de tuin? Zoals wel vaker in de kunstgeschiedenis, blijft hun bijdrage veeleer vaag.
Alen: “Hun rol was zeker groter dan we nu weten. Bij Rubens is lang veel aandacht gegaan naar zijn werk en zijn we pas sinds kort aan het kijken naar hoe hij leefde, hoe zijn huishouden in mekaar zat of hoe de tuin eruitzag. Dat is al bijzonder op zich. Maar die echtgenotes, dat is quasi onontgonnen terrein. Er is ook weinig geschreven bronmateriaal over hen. Rubens heeft zijn vrouwen wel geschilderd, maar daar is ook het beeld uit ontstaan van ‘de mooie Helena’. Dankzij nieuw archiefonderzoek van het Rubenshuis komt een heel ander beeld van haar naar voren: Helena bleek een echte zakenvrouw te zijn, die handelde in schilderijen en beeldhouwwerk, en daar veel winst op maakte. Van Isabella Brant weten we nog veel minder, omdat ze jong gestorven is aan de pest. Maar dat zij inspraak hadden in de beplanting van de tuin, daar mag je bijna zeker van zijn.”
‘Zijn tuin was dé plek voor Rubens om zaken te doen. Hij sloot er opdrachten en voerde er diplomatieke gesprekken’
Ingekleurd door Van Noten
De Rubenstuin zoals die vandaag zo kleurrijk voor ons ligt, met haar bloeiende cyclamen, krokussen, tulpen, sneeuwklokjes, sleutel- en leverbloempjes, is het werk van vele handen. Naast die van Klara, ook die van de vrijwilligers, de groendienst, de landschapsarchitecten van Ars Horti én: van ene Dries Van Noten. De Antwerpse modeontwerper is verantwoordelijk voor de kleurencompositie van de plantentuin, waar vandaag meer dan 22.000 plantensoorten welig in tieren.

Hoe is dat in zijn werk gegaan, Klara?
Alen: “Er is een laat zestiende-eeuws citaat van een hovenier dat zegt: ‘Je kunt een tuin ontwerpen en meteen alles tonen dat je in huis hebt. Óf je kunt te werk gaan als een stoffenhandelaar, die pas op het einde van je bezoek zijn schuifjes opentrekt en daarin zijn meest kostbare stoffen bewaart.’ Die drang om alles dichterbij te gaan ontdekken, zit nu ook in onze tuin dankzij Dries. Hij is iemand die als geen ander weet om te gaan met barokke texturen, kleuren én bloemen. Zijn eigen tuin is ook fantástisch trouwens, we zijn er ter inspiratie op bezoek mogen gaan toen de rozen bloeiden. Voor de Rubenstuin heeft hij voor de lente geen knallende, maar voornamelijk zachte tinten gekozen, die daarna in de vorm van bloembollinten door de tuin geweven werden, met een zee van kleur als gevolg. Als een kunstenaar.”
De Rubenstuin is elke dag te bezoeken, behalve op woensdagen en specifieke feestdagen. Een ingangsticket kost € 8. Met een tuinabonnement (€ 39) krijg je het hele jaar toegang. Het oude woonhuis en atelier van Rubens worden gerestaureerd en heropenen ten vroegste in 2030.
Meer mooie tuinen: