Binnenkijken bij Delphine van Saksen-Coburg

Els Keymeulen

Ze draagt een wit T-shirt met zó perfect geplaatste verfspatten, dat ik het meteen zou kopen mocht het kunnen: Delphine van Saksen-Coburg komt overal mee weg, zelfs met plastic planten in de tuin. Een gesprek over thuis, over de schoonheid van woorden én over haar nieuwste exploot: een jurk.

 

Ik spreek Delphine van Saksen-Coburg bij haar thuis, in haar atelier. Op de achtergrond een levensgroot kunstwerk waar ze dag en nacht aan bezig is: het moet dringend af, want iemand heeft het besteld als verjaardagsgeschenk. En die verjaardag nadert met rasse schreden. Uitzonderlijk neemt ze een uurtje voor dit gesprek, in de studio waar ze 99,9% van haar tijd doorbrengt.

 

“Ik sta op en kom naar hier. Lunchen doe ik snel-snel, met een soepje. Het is nu niet dat ik hier de nachten doorbreng hoor; het cliché van de kunstenaar die vooral ’s nachts creatief is en overdag slaapt en uitgebreid tafelt, klopt niet echt. Ik ben actief tijdens de kantooruren. (lacht) Ik moet zeggen: ik heb echt geluk gehad. Toen de eerste lockdown eraan zat te komen, februari vorig jaar, zag ik de bui al hangen. Ik dacht dat kunst wel het laatste zou zijn waar mensen zin in zouden hebben, maar dat heb ik dus fout ingeschat. Ik heb gewerkt als nooit tevoren, dankzij een aantal toevalligheden eigenlijk.”

Het voelt alsof ik met deze jurk kan bouwen aan een tribe, een soort familie

“Ik zou in oktober 2020 een expo hebben bij Guy Pieters Gallery in Knokke, maar omdat een Amerikaans kunstenaar zijn expo in augustus moest cancelen door covid, schoof ik naar voren. Geweldige timing, want in augustus zat iederéén zo ongeveer aan zee, en een galerij bezoeken was het enige wat er te doen viel. Ik heb aan één stuk door zitten signeren achter plexiglas: het was absurd, maar wél een succes. Wat ook hielp: de hele expo draaide rond het thema ‘positive attitude’ en hoe je uitdagingen kunt overwinnen. Uiteraard lang van tevoren bedacht, maar net in coronatijd konden heel veel mensen zich in die boodschap vinden.”

Lockdowngeluk

“Om maar te zeggen: nee, ik heb mijn huis niet opgeruimd, laat staan heringericht, het afgelopen jaar. Maar we hadden wél een huiselijk gelukje, net voor de lockdown startte. Ik had van mijn moeder lang geleden haar oude sofa gekregen, echt héél oud, ik geloof dat we ’m al hadden toen ik zes was. Het ding stond centraal in onze woonkamer en prikte enorm: daar zaten we dus nooit. Nochtans is onze woonkamer echt een heerlijke ruimte, met grote ramen, zicht op de tuin. Maar niemand vond het leuk om in die prikkerige sofa te gaan zitten, dus eigenlijk hadden we geen plek om even gezellig samen tv te kijken. Net voor de lockdown – noem het een ingeving – bestelden we zo’n royale zetel, met een gedeelte om te liggen, echt supercomfortabel. Die arriveerde dus op de dag van de lockdown: de hele covid-periode hebben wij in die zetel gehangen. Héérlijk.”

“Ik denk dat ik in geen enkel cliché pas: ik heb ook niks met tuinen. Ik word al ongemakkelijk als ik een worm zie, dus nee, ik heb het afgelopen jaar geen groene vingers ontwikkeld. Geef mij geen plant, want die gaat diezelfde dag nog dood. Weet je, zelfs in de tuin heb ik valse planten staan. Ze staan er intussen al zó lang, dat ze een beetje blauwig-groen zijn verkleurd, best griezelig eigenlijk. Als er tegenwoordig mensen bij ons in de tuin komen, vragen ze verrukt vanwaar die exotisch blauwe planten toch komen. Haha, dat is dus mijn tuin. Van parken houd ik dan weer wel; een erfenis van toen ik nog in Londen woonde. Ik vind het heerlijk om er te joggen, te wandelen of gewoon op een bankje te zitten. Mijn huis zit ‘gevangen’ tussen twee parken; ik vond het daarom meteen perfect. Het was vreselijk dat tijdens de lockdown de parken gesloten waren. Zelfs op de bankjes was lint gespannen, zodat je niet kon gaan zitten – een triest zicht.”

Zeg het met een jurk

“Toen ik besloot kunst te gaan studeren, was mijn eerste liefde mode. Ik was altijd al geïnspireerd door kleren, door kleuren. Ik heb ergens nog wel schetsen liggen van de jurken die ik allemaal zou ontwerpen. (lacht) Ergens in het eerste jaar kunstopleiding werden we gevraagd om een slip en een beha te ontwerpen. Dat was echt een straf: iedereen wilde natuurlijk een jurk maken, maar ondergoed is de basis, en het was een goede test. Ik was toen helemaal in de ban van Madonna, en had een constructie gemaakt uit pewter (een mengeling van tin en lood, red.) met puntige tepels. Een drama, want ik moest dat ding zélf aan om het te presenteren aan een jury. Laten we zeggen dat ik meteen van mijn modeambities verlost was.”

Voor mij is een woord in eerste instantie een verzameling mooie vormen, pas later zie ik de betekenis

“Tegelijk is er altijd wel iets van die liefde voor mode blijven sluimeren. Mode is identiteit, en ik vind het zeer interessant daarmee aan de slag te gaan. Ik ben niet geïnteresseerd in labels, maar in kleuren, in de emoties die kledij kan oproepen. Er zit ook altijd humor in mijn outfits; het mag een beetje funny zijn. Een paar jaar geleden ben ik begonnen met het ontwerpen van sjaals. Beetje als een canvas, maar dan om te dragen. Ik wist meteen dat er woorden moesten opstaan: woorden zijn alles. Iemand die tegen je zegt ‘je bent mooi’ kan je hele dag goedmaken – en omgekeerd kun je kapot zijn van kritiek. Daar wilde ik mee aan de slag, met de kracht van het woord. Tegelijk intrigeert de esthetiek van woorden me. Ik ben dyslectisch, en voor mij is een woord in eerste instantie een verzameling mooie vormen. Pas later zie ik de betekenis. Dat wilde ik dus, voor de sjaals, en nu ook voor mijn jurken.”

“Die jurk is wel een belangrijk project; ik kijk er enorm naar uit vrouwen die jurk in het echt te zien dragen. Ik wilde iets maken wat positiviteit, kracht uitstraalt. Iets simpels ook, want het is een jurk – één handeling, en je bent aangekleed. De woorden erop zorgen voor kracht, de kleuren versterken die emotie. En het is natuurlijk een luxeproduct: de zijde voelt echt als een babyhuid; de jurk is gemaakt in België en zo gesneden dat elke vrouw ermee staat. Je kunt ’m los dragen, of met een riem. En verder doet elke vrouw ermee wat ze wil, natuurlijk. Ik wenste dat íédereen ’m zou kunnen dragen, maar helaas zijn ze best duur. Dat kan niet anders, gezien het werk en de materialen, maar het is wel jammer. Het voelt alsof ik met deze jurk – en met mijn sjaals – kan bouwen aan een tribe, een soort familie. Hoe groter de familie, hoe liever.”

 Gepast

“De deuren van mijn eigen kleerkast wil je echt niet opentrekken. Het is chaos. Ik draag eigenlijk altijd een T-shirt met verfvlekken erop. De meeste van mijn kleren zijn oud – en dan bedoel ik echt van minstens twintig jaar geleden. Vlak bij mijn moeders huis, in Frankrijk, zat een winkeltje, uitgebaat door een Franse mevrouw. Zij wist precies wat ik mooi vond, beter dan ikzelf. Ongeveer één keer per jaar ging ik er heen, dan paste én kocht ik alles wat ze voor me klaar had gehangen. Fenomenaal, die vrouw. Ze is nu vijftien jaar dood – en ik ben sindsdien niet meer gaan shoppen. Niet. Ik haat het, ik kan het niet, I can’t be bothered. De paskamers, het licht – het is gewoon vreselijk. Dus draag ik wat er in mijn kast hangt, van twintig jaar geleden.” (lacht)

“Vroeger dacht ik dat ‘thuis’ is waar je roots liggen. Vandaag weet ik: thuis is waar je je thuis maakt, waar je familie is, waar je werk is, waar je hart ligt. Dat is hier, in Brussel. Het huis tussen de twee parken, met mijn studio, mijn Blabla-tafel, mijn gezin. Over die hele strijd voor erkenning kan ik niet te veel vertellen, maar weet: mijn naam is dan wel veranderd, ik ben nog precies dezelfde. Ik hoop alleen dat ik met die titel iets goeds kan doen, meer niet.”

 

Lees ook

Foto’s: Charlotte Van Noten.

Partner Content

Gesponsorde content