Column Els Keymeulen: ‘Aanvankelijk had ik er niet zo’n zin in, maar zijn ondeugende blik deed me ontdooien’
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze keer ontmoette ze een oude man op de Eurostar richting Parijs.
Hij was oud, droeg een ijsblauw pak dat hard contrasteerde met de bruine wandelschoenen die hij eronder droeg en had een volle bos dik, grijs haar – ooit moet hij een mooie man zijn geweest, nu was hij vooral oud. We zaten naast elkaar in de Eurostar naar Parijs, en hij stelde zichzelf formeel voor, met de woorden ‘We gaan twee uur naast elkaar zitten, dus ik leer je graag kennen’.
Aanvankelijk had ik er niet zo’n zin in, in die oude man met uitgestoken hand die wilde praten – ik vind van mezelf dat ik al genoeg mensen ken; nieuwe vanop een trein die ik erna nooit meer zie, hoeven er niet bij. Maar iets in zijn strakkeh anddruk, of misschien in zijn warme en ietwat ondeugende blik, deed me ontdooien, dus vroeg ik wat zijn plannen waren, zo alleen op een snelle trein naar de stad der mode en liefde. ‘Reizen’, zei hij, ‘ik ga reizen.’ Dat vond ik een heerlijk antwoord; jaloersmakend zelfs – wie wil er nu niet simpelweg ‘reizen’. Ik vertelde dat ik op en af zou treinen voor het defilé van Dior en daar alleen was, dus ook geen plannen had voor lunch op een terrasje.
Het leek me dat deze man niet gelukkig was geweest in zijn huwelijk, en na de dood van zijn vrouw aan een soort tweede jeugd was begonnen
Hij knikte en zei: ‘Ik reis sinds een jaar ook alleen – zonder mijn vrouw.’ Hij laste een plechtige stilte in; ik zei ‘oh, dat is vast moeilijk’, maar zijn antwoord was verrassend: ‘Helemaal niet. Ik reis graag alleen – ik ben vrij, en ik kan eten wat en wanneer ik wil, en ik kan alcohol drinken en tot laat opblijven’. Ik schoot in de lach, zei dat dit het soort uitspraak was dat mijn zoon van zeventien ook zou doen, en hij glunderde: ‘Ik ben jong van geest, mevrouw’.
De man met de wandelschoenen en onberispelijke etiquette – hij had een servet op zijn schoot gelegd om een koekje te eten – bleek een tiener. Een praatgrage tiener, dat wel. Hij vertelde over zijn vrouw – ze was nerveus, en hield niet van verandering. ‘Op vakantie’, zo zei hij, ‘begon ze halverwege de reis alweer de koffer te maken. Nog drié dagen waren we in Madeira, maar ik moest van haar beslissen wat ik nog zou dragen, en de rest pakte ze in’. Het leek me dat deze man niet gelukkig was geweest in zijn huwelijk, en na de dood van zijn vrouw aan een soort tweede jeugd was begonnen. ‘Goéd dat u van het leven geniet na het overlijden van uw vrouw. Ik ben blij dat u eropuit trekt!’ Hij keek me een soort van geamuseerd aan, en zei toen: ‘Mijn vrouw ís helemaal niet dood – ze zit gewoon thuis, hé. Sinds een jaar neem ik haar niet meer mee – veel beter, anders had ik u nooit leren kennen.’ Hij knipoogde een vette, viezige knipoog; ik schoof een stukje verder van hem weg, richting het gangpad. Iets met een oude vos en streken.
Meer lezen