Column Els Keymeulen: ‘Deze vrouw kende mijn kinderen, hond en bakfiets – hoezó kon ik niet op haar naam komen?’
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze keer werd ze op straat aangesproken door een vrouw van haar leeftijd, die haar duidelijk kende. Probleem: Els kende de vrouw niet...
Ongekend
‘Ja’, zei ik, ‘superlang geleden! Snel nog eens een koffie drinken samen.’
Voor ik een van de gênantste momenten uit mijn leven aansnijd, even dit: ik heb afspreek-tourette – als dat een ding is. Ik zeg in ongeveer élke conversatie uit een soort beleefdheidsdwang dat we echt nog eens dringend moeten afspreken, terwijl ik 1) geen tíjd heb om af te spreken met halve kennissen en verre buren; ik zie mijn echte vriendinnen al amper. 2) Ik wíl niet afspreken want ik zit, als ik heel eerlijk mag zijn, op een vrij moment het liefst thuis onder een dekentje met vet haar. En 3) ik weet dat mijn gesprekspartner er precies hetzelfde over denkt, en we dus eigenlijk samen een toneeltje opvoeren, wat alles nog triestiger maakt.
Maar terug naar het moment waarop mijn bloed stilstond en mijn Sloggi afzakte: ik werd op straat aangesproken door een vrouw van mijn leeftijd, die mij duidelijk kende. Probleem: ik kende haar niet. Althans: ik kende haar waarschijnlijk wel, maar kon me haar niet herinneren. Dat gebeurt me wel vaker: mijn hersenen hebben qua namen en gezichten hun opslagcapaciteit bereikt en dus beland ik geregeld in een gesprek waarbij ik me heel hard probeer te herinneren wíé er voor me staat, en waarvan ik hem/haar ken. Meestal kom ik er wel uit, dankzij een paar slimme vragen – ‘Waar hebben we elkaar de laatste keer ook weer gezien?’ is een knaller. Maar dit keer stonden we voor de Panos in mijn buurt, en ik wist het ECHT NIET.
Mijn hersenen hebben qua namen en gezichten hun opslagcapaciteit bereikt
Mijn vragen leverden geen inzicht op, en zij leek zó veel van mij te weten dat ik stilaan begon te zweten. Deze vrouw kende mijn kinderen en wist dat ik met een hond in een bakfiets door de stad reed – hoezó kon ik niet op haar naam komen? ‘Els’, zei ze, ‘heb je het niet veel te druk? Al dat reizen, en dat met tienerkinderen – ik zou zó’n groot schuldgevoel hebben...’ Ik haperde, want wie mij goed kent, gooit dat issue niet voor mijn voeten; ik worstel daar zo al genoeg mee, maar het is niet anders. ‘Goh’, zei ik, ‘balanceren, hè’, en ik probeerde af te ronden. Dit toneelstuk had ik al te vaak gespeeld, en ik moest door. ‘Maar hey’, zei ze, ‘laten we eens afspreken. Zo goed dat ik je tegen het lijf loop!’ ‘Ja’, zei ik, ‘superlang geleden! Snel nog eens een koffie drinken samen. Ik stuur wel, maar ik moet gaan want...’
Ze keek me verbijsterd aan. Echt compleet verbouwereerd. Ik snapte het niet, tot ze zei: ‘Waw! Ongelooflijk! Dát vind ik nu zo sympathiek aan jou. Je bent écht zoals in je columns hè. Je kent mij totaal niet, maar zó leuk dat we eens samen koffie gaan drinken. Ik wist het wel! Ik kijk er naar uit! Te leuk! Ik geef je even mijn Instagram!’
Voor de volledigheid: ik heb haar eerlijk bekend dat ik onze conversatie volledig verkeerd had geïnterpreteerd. We gaan waarschijnlijk geen koffie drinken samen. En zij had gewoon gelijk: ik bén echt zoals in mijn columns: lomp en sociaal behoorlijk incapabel, maar altijd blij vereerd lezeressen te ontmoeten. Beste M: deze is voor jou!
Meer lezen