Gij zult alles delen: van cohousing over je eten tot je sekspartners

Als we niet aan foodsharing doen, dan is het wel onze auto die we delen. We hebben gemeenschappelijke huizen, tuinen en fietsen. Blijkt nu dat ook het open huwelijk weer in opkomst is. Ooit moet je de lijn trekken...

Het is de eerste Grote Les als je kind bent, en ik begreep het toen eigenlijk al niet. Waarom moet je in godsnaam alles delen? Eerst geven ze je iets en drukken ze je op het hart dat je er goed zorg voor moet dragen. ‘Nee, je mag er niet mee gooien of in je mond steken. Braaf spelen’. En vervolgens moet je het afstaan aan je broertje die het alleen wil omdat het van jou is en omdat hij het wil kapotmaken. Delen, regel 1: het wordt je opgelegd door anderen, je gaat erin mee om de lieve vrede te bewaren, maar je wordt er niet beter van.

Ik ben volledig bereid mijn onvolwassenheid te aanvaarden. Niet willen delen, is kinderachtig. Getuige daarvan de vele boeken over het onderwerp. Leonoor wil niet delen, waarin Leonoors vriendjes (een varken, een muis en een schaap) haar buitensluiten omdat ze haar speelgoed voor zich houdt. ‘Volhouden, Leonoor’, wil ik schreeuwen, who needs them? Of Kleine Huppel leert samen spelen, waarin konijn Huppel het vervelend vindt zijn gloednieuwe autootje te moeten delen met Tommy. ‘Niet doen, Huppel’, wil ik roepen: ze komen voor de nieuwe auto en daarna zijn ze weg. En: Tip de Muis wil niet delen. Gevolgd door andere levenslessen als Tip de Muis vertelt een leugentje, Tip de Muis is weer te laat en Tip de Muis wil de beste zijn. Tip de Muis is een belangrijke figuur in mijn geloofssysteem. Samen met de meeuwen in Finding Nemo die mijn hartenkreet herhalen: ‘Mijn, mijn, mijn’.

De klassieker in het genre is ongetwijfeld The Little Red Hen, een Russisch volkssprookje dat furore maakte in Amerika. Een kip vindt een korrel tarwe en besluit een brood te bakken. Niemand van de andere boerderijdieren wil haar helpen, dus moet ze het werk helemaal alleen doen, te beginnen met het zaaien, oogsten, dorsen en malen van de tarwe. Wanneer het brood uit de oven komt, ruikt het heerlijk en dan willen de andere dieren natuurlijk wel een stukje. Maar de kleine rode kip deelt niet. Niet helpen, geen eten. Go, hen!

MIJN HUIS, FIJN HUIS

Het is mooi en vaak zelfs ontroerend hoe woonexperimenten mensen bij elkaar brengen. Probleemtieners die beter worden van het samenleven met bejaarden. Grote allochtone families die een eenzame autochtoon omringen met warmte en gezelligheid. Gezinnen die de lusten en lasten van een tuin delen. Mateloze bewondering heb ik voor de mensen die elke dag weer een vluchteling in huis nemen, maar ik doe het zelf niet. Waarom voel ik me er zo ongemakkelijk bij, bij het idee aan een onbekende in huis? Om die reden vermijd ik het logeren in B&B’s. Ik wil geen beschaafde conversatie voeren zo vroeg op de ochtend. Ik wil mijn koffie drinken en met rust gelaten worden.

‘Huisje, boompje, beestje... daar is in de toekomst geen ruimte meer voor. Het wordt cohousing, gedeelde tuin en geleende hond’

In zekere zin is het huizendelen een terugkeer naar vroegere tijden. Het is pas sinds eind 19de eeuw dat we in familieverband leven, dat we een verschil maken tussen de gezinsunit en de wereld daarbuiten, dat we de familie en alle bezittingen die erbij horen, beschouwen als van ons. A man’s home is his castle. Daarvoor deelden we tot we erbij neervielen: alles was van iedereen. Het is ook moeilijk om een deurbel aan een grot te hangen natuurlijk. “Bij de jagersverzamelaars was er geen verschil tussen het sociale leven en je privéleven”, schrijft antropoloog Mark Dyble, die moderne stammen bestudeert. “Alles ligt te kijk. Er is geen enkele manier om je af te zonderen.” Delen was een kwestie van overleven. Je hebt de rest van de stam nodig om de kinderen te beschermen, om voor je te zorgen als je gewond bent.

Vreemd genoeg ligt ons hele sociale leven nu ook weer te grabbel, en delen we ons weliswaar zorgvuldig gestylede bestaan met onbekenden via social media. De lijn van de jagers en verzamelaars gaat rechtstreeks naar de instagrammers. Zelfs in de middeleeuwen had niemand een eigen huis. Historicus John Gillis beschrijft hoe een familie een zootje ongeregeld was, bestaande uit oudere mensen die niet voor zichzelf konden zorgen, weeskinderen die nergens anders terecht konden, vrienden, bloedverwanten en toevallige voorbijgangers. Bovendien veranderde die hele karavaan regelmatig van woning. “Thuis was waar je onderdak vond”, schrijft Gillis. “Het was niet één specifieke plaats die gebonden was aan je geboorte of aan je familie. Leven met vreemden was heel gewoon. Iedereen kwam binnenvallen, zonder kloppen, en zocht een plaatsje uit.” Het klinkt als mijn nachtmerries. Maar het is wat trendwatchers voor de nabije toekomst voorspellen: nieuwe nomaden die verder trekken langs tijdelijke verblijfplaatsen, die ze delen met wie ze onderweg ontmoeten.

Tijdens een vakantie in China werden we nogal onceremonieel aan een tafel gezet bij anderen. In België was een gemeenschappelijke tafel zo ongewoon dat het bij de opening van Le Pain Quotidien nog voor een concept doorging. In China is een tafel delen het gevolg van te veel volk. Toen we eenmaal begonnen rond te kijken, zagen we er de voordelen wel van. Slimme kelners hadden ons bij jonge mensen gezet die Engels spraken en blij waren ons te kunnen helpen. Oudere mensen die alleen binnenkwamen, werden naar een tafel met leeftijdgenoten gebracht en waren in no time in een discussie gewikkeld. Misschien is dat niet altijd aangenaam, maar is het nu zoveel slechter dan wat ik in België zie: de eenzame eter die de slechtste tafel van het huis krijgt en tussen de klapdeuren van de keuken en het toilet zit.

Delen, regel 2: niet delen, is niet de regel. Bezit hebben is een klein intermezzo in de westerse wereld. ‘Mijn’ blijft overeind zolang iedereen er het geld voor heeft, en er plaats beschikbaar is. Hoewel onze dromen gebouwd zijn op huisje, boompje, beestje, moeten we ons ervan bewust zijn dat daar in de toekomst waarschijnlijk geen ruimte meer voor is. Het wordt cohousing, gedeelde tuin en geleende hond.

ELK ETENTJE EEN COMPROMIS

“Het is een boekenruilkast, geen boekenroofkast”, zei een verontwaardigde inwoner van Denderleeuw over het initiatief van de boekenruil. De kastjes bleken namelijk allemaal leeg. “De mensen hebben het principe misschien niet goed begrepen”, probeerde hij nog. Het werd nochtans helder uitgelegd: je haalt een boek dat je wilt lezen uit het kastje, maar vervangt het door een ander uit je eigen bibliotheek. Voilà, een oneindige bron van gratis leesvoer, als iedereen zich aan de regels houdt.

Delen, regel 3: altruïsme is niet iedereen gegeven. Volgens de psychologie zijn er drie redenen om te delen of te geven: wederkerigheid (als je iets geeft, krijg je ooit wel iets terug), eigenbelang (geven bezorgt ons een goed gevoel over onszelf ) en altruïsme (we worden gestuurd door het welzijn en belang van de ander). Alle drie mechanismen zouden kunnen werken voor de boekenruilkast, maar blijkbaar zijn we hardleers. Ook in relaties experimenteren we weer met ‘delen’.

‘Foodsharing lijkt nog de meest natuurlijke activiteit, al kun je het ook zien als een excuus voor kleine porties en een hoge rekening’

Monogamie wordt vervangen door polyamorie, partnerruil of een open huwelijk. Zover gaat mijn gevoel voor sharing al helemaal niet. Op zich is het positief dat millennials minder zwaar tillen aan etiketten, en fluïder en flexibeler zijn in hun beleving van seksualiteit. Ik ben er te preuts en te ouderwets voor, en misschien ook wel te bezitterig. De vrije seks is ook niet zo zacht en romantisch als in de jaren 60. Vandaag word je goedgekeurd of weggeswipet. Tinder geeft een desirability-score: een dating-cultuur waarin scores worden bijgehouden en beoordelingen gedeeld.

Foodsharing lijkt nog de meest natuurlijke en vanzelfsprekende activiteit in het rijtje, al ziet journalist Alex Williams het louter als excuus voor kleine porties en een hoge rekening. Hij somt in The New York Times de nadelen op: elke bestelling is een compromis, want iedereen rond de tafel moet het lusten; niemand wil gulzig overkomen, dus laat je de lekkerste zaken liggen en uiteindelijk eindig je met een klein beetje van wat je graag lust en veel van wat je eigenlijk niet wilde.

ALTRUÏSME BEGRAVEN ONDER WINST

Amerikanen hebben er een woord voor: ‘sharewashing’. Als je een service wilt aanbieden en meteen succesvol wilt zijn, giet je er een sausje van geven en delen over, zelfs al heeft het daar weinig mee te maken. Zo werd in San Francisco onder de paraplu van de deeleconomie een wel erg hebzuchtige app gelanceerd. MonkeyParking liet gebruikers toe hun parkeerplaatsen te verkopen aan de hoogst biedende. Het ging natuurlijk niet echt over hún parkeerplaatsen, die waren van de stad, maar je verkocht info, liet weten waar er een felbegeerde parkeerplaats vrijkwam. De verontwaardiging over MonkeyParking was groot, en uiteindelijk werd de app omgevormd. Particulieren kunnen nu enkel nog hun eigen plaatsen veilen. Het woord deeleconomie is misschien slecht gekozen.

Delen veronderstelt altruïsme en vrijgevigheid, kwaliteiten die bij spelers als Airbnb of Uber ver zoek zijn. Het één is een gewiekst systeem voor verhuur van kamers en vakantiewoningen, het ander is een goedkope taxiservice, zonder de wettelijke beperkingen. Misschien zat er oorspronkelijk iets van een nobele generositeit in het concept: die logeerkamer waar je toch niets mee deed, die auto die toch maar in de garage stond; misschien kon je die delen met anderen, voor een kleine vergoeding. Maar ondertussen is die sprankel altruïsme begraven onder tonnen winst. Er wordt niet gedeeld, er wordt gewoon verhandeld.

‘Airbnb, Uber... er wordt niet gedeeld, er wordt gewoon verhandeld’

Om verwarring te vermijden, heeft het JP Morgan Chase Instituut een andere term voorgesteld: de platform- economie. Economist Dean Baker ziet meer in ‘Internet-based service providers’, wat ook al niet zo goed in de mond ligt. Hier suggereerde Jan Jonker, hoogleraar Duurzaam Ondernemen, het mooie woord ‘weconomy’, een economie die zich meer richt op de wij in plaats van de ik. Een zelforganiserend systeem waarin burgers verantwoordelijkheid krijgen en nemen. Voor een naamsverandering is het vermoedelijk helaas al te laat, deeleconomie is de term die blijft plakken. Zelfs al gaat het dan in veel gevallen om kapitalisme in een aaibare verpakking.

GOED DELEN, DAT KAN OOK

Natuurlijk zijn er ook prachtige, onbaatzuchtige initiatieven. In Brussel is common wallet opgericht, waar tien creatievelingen hun loon op één rekening storten, om de grilligheid van hun inkomens te kunnen overleven. Zelf zette ik mijn oude sofa op de Facebookpagina van Brussel Verniet, een weggeefsite. Binnen het halfuur vond ik iemand die hem kwam ophalen, diezelfde dag nog. Delen, regel 3: soms komt delen heel goed uit, en eigenlijk word je er zelf toch altijd een beetje beter van.

‘Leuk dat millennials flexibeler zijn in hun seksbeleving. Ik ben er te preuts en ouderwets voor, en misschien ook wel te bezitterig’

Dat ondervond ook Leonoor die uiteindelijk snapt dat je moet delen om niet buitengesloten te worden. Huppel geeft Tommy zijn nieuwe auto en krijgt in ruil Tommy’s vrachtwagen. Zelfs Tip volgt het voorbeeld van Ron de Relmuis die onbaatzuchtig zijn speelgoed weggeeft. “Tip is nu een veel leuker muisje en heeft veel meer vriendjes”, lees ik.

Het sprookje van de kleine rode kip waarvan de aloude moraal was dat je moet werken om aanspraak te kunnen maken op het resultaat, heeft meerdere alternatieve eindes gekregen. In de ene versie krijgt de kip hulp van een bakker en molenaar die ze dan wel laat meegenieten van het brood. In een andere komen de ‘luie’ dieren opdagen met jam, honing en boter; waarna ze met z’n allen aan tafel schuiven. Finale regel: we moeten en zullen delen.

 

Nog meer lezen:

Tekst door: Lene Kemps – Openingsbeeld: Getty images

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

Gesponsorde content