© Anneke D’Hollander

In gesprek met An-Katrien Dullers, Evelyne Dumon, Toos Franken, Karine Valy en Tim Van Steenbergen

De toekomst van de mode: “Vandaag zijn normale mensen net degenen die inspirerend zijn”

Kristin Stoffels

Het is inmiddels een ­jaarlijkse traditie: aan de start van het nieuwe ­modeseizoen ­verzamelen we de crème de la crème van de Belgische ­modescene voor een ­gesprek over de toekomst van de sector, de hobbels in de weg en de schoonheid van de stiel.

Rond de tafel vandaag: een bonte mix aan modemensen met elk hun eigen goedgevulde agenda. Ontwerper Tim Van ­Steenbergen heeft zopas RE Antwerp opgericht, een kleding­merk dat gemaakt wordt door vluchtelingen met stofoverschotten van Belgische designers. Toos Franken kwam vannacht pas thuis van de modeweken in Parijs, waar ze haar nieuwe collectie aan de internationale aankopers heeft voorgesteld. Ook Evelyne Dumon heeft er een korte nacht op zitten, want naast het runnen van haar piepjonge modelabel Rhúne en haar winkel Liv in Leuven is ze nog niet lang geleden bevallen van haar tweede dochter. Pr-vrouw An-Katrien ­Dullers ontvangt ons in haar kantoor. Zij heeft tegenwoordig een nieuwe functie, want naast het leiden van haar pr-bureau ­Marnix & Ally is ze ook bestuurder van Flanders DC. Karine Valy komt als laatste aanwaaien – véél file vanuit Limburg. Zij zit aan de andere kant van het modespectrum. Als eigenaar van La ­Bottega en luxeboetiek In The Valy in Hasselt is ze al jaren de referentie voor retailers in haar segment. Ons zesde panellid, stylist Tom Eerebout ligt helaas in bed, geveld door de griep.

Eerlijk is eerlijk

De koffie en koekjes gaan rond en we beginnen meteen met zware kost, want de modesector komt tegenwoordig zelden op een positieve manier in de pers. We zien vuilnisbelten vol kledij, lezen over de erbarmelijke ­werkomstandigheden in de mode en ook de retailsector heeft het zwaar te ­verduren door de shift naar online. Waarom dan nog ieder jaar een nieuwe collectie maken, investeren in de sector of zelfs een nieuw merk starten?

Van Steenbergen: “We leven in een tijd dat we de context van dingen op een andere manier moeten bekijken. Wat is mode vandaag en wat kan mode worden? Ik wilde een merk starten dat sociaal relevant is. Bij RE Antwerp werken we uitsluitend met vluchtelingen die de taal niet kennen. Het enige dat ons verbindt, is dat we allemaal kleren kunnen maken. In die context vind ik het heel relevant omdat we door dit modeproject mensen de kans geven om te integreren. Anderzijds denk ik dat de mode zich ook ecologische vragen moet stellen. En ik denk dat het belangrijk is dat wij als ontwerpers dat doen omdat het anders op een heel foute manier zal verdergaan.”

Franken: “Elk seizoen worstel ik met de vraag: moet ik echt iets nieuws maken? Er is al zoveel. Ik kan nog een wit hemd maken, maar heeft het een meerwaarde? Ik zit persoonlijk elk jaar in de knoop met mezelf daarover, maar de passie wint het dan ook wel van het rationele. Mode is zoals kunst en muziek: je voedt er een maatschappij mee.”

Valy: “Dat is zo. Creatieve mensen geven energie aan de maatschappij.”

Vroeger wilde iedereen weten wat de Belgen dat seizoen deden. Die tijd is voorbij

Tim Van Steenbergen

Dumon: “Het verhaal achter een merk wordt steeds belangrijker. Ik heb al zoveel merken in de winkel gehad, maar een sterk verhaal verkoopt nu eenmaal beter. Het geeft echt een meerwaarde voor klanten om te weten dat ze iets kopen waar geen 20.000 stuks van worden gemaakt.”

Van Steenbergen: “We komen uit een tijdperk waarin de ontwerper het voor het zeggen had. Ik vind dat we als ontwerpers, makers en suppliers veel meer op één lijn moeten gaan staan en bespreken: welke materialen zijn er, welke mensen kunnen het maken en wie gaat het kopen, waardoor er ook veel minder spullen gemaakt gaan worden op een veel bewustere manier. Dat is een utopie, ik weet dat. Wij beginnen heel klein, maar zo is alles ooit begonnen. Ik geloof in de stappen die we zetten en dat we jonge mensen kunnen beïnvloeden en bewust maken.”

Dullers: “Als er steeds nieuwe dingen gemaakt worden die beter of meer doordacht zijn, die vanuit een verhaal starten en waar mensen iets van kunnen leren, zal hetgeen dat nu niet goed gebeurt, stilaan uit de markt worden geduwd.”


Valy: “Ik merk bij ons in de winkel ook dat mensen nu steeds bewuster winkelen. Zo was er gisteren nog een klant die me zei dat ze bij La Bottega geen muts kon kopen omdat er overal made in China in stond. Ik vind het frappant dat een oudere vrouw dat zegt. Anderzijds denk ik dan: waar kan ik een betaalbare muts vinden? De doorsneeklant wil een muts van 40 of 50 euro kopen, maar het klopt dat die dan vaak in China gemaakt zijn. Ik vind dat zo jammer. Mensen willen Belgische producten kopen, maar ze zijn vaak te duur, ook omdat er steeds minder ateliers zijn.”

Van Steenbergen: “Ik denk dat het als ontwerper vandaag ook een reflex moet zijn om die hele prijszetting anders aan te pakken. Vroeger moest je in een bepaald segment zitten. Bij RE Antwerp hebben we dat helemaal losgelaten. We hebben T-shirts van 50 euro en we hebben ook een rok van 600 euro. We moeten afstappen van die segmenten en eerlijk kijken: wat kost een product tegenwoordig? Hoeveel tijd en werk is erin gekropen? En ook: moet het elk seizoen nieuw zijn? Of kunnen we onverkochte stuks een nieuwe context geven?”

Dullers: “Jij hebt natuurlijk al een naam opgebouwd door de jaren heen, maar ik denk dat een starter dat verhaal moeilijker kan brengen. Segmentatie en prijszetting is vandaag wel superbelangrijk voor een merk vanuit marketingoogpunt want waar moet je anders beginnen? Wie wil je bereiken?”

Van Steenbergen: “Ik denk dat het wel de juiste reflex is om eerlijke producten te maken voor eerlijke prijzen. ­Uiteindelijk is je product ook maar relevant als iemand het komt kopen.”

Valy: “Er wordt overkoepelend ook niet meegedacht op dat niveau. Ik las vanmorgen een artikel dat maar een op de vijf kledingzaken vandaag rendabel is in België. Ik las ook dat in de steden steeds meer modewinkels gaan verdwijnen en dat enkel de grote gaan overleven. Ik vind de modewereld vandaag heel heftig om in te zitten. Mensen denken dat La ­Bottega een groot bedrijf is, maar met 43 mensen in dienst moet ik een hele grote omzet draaien om die kosten te dragen. Waar haal je momenteel die groei? Het is complex.”

Dumon: “Je moet vandaag overal en altijd aanwezig zijn: op alle so­ci­a­le­me­dia­ka­na­len, op je webshop, in de stad. Het is niet meer zoals vroeger dat je de deur opent en de klanten toestromen. Je hebt vandaag heel veel passie nodig om te blijven bestaan, zoveel is zeker.”


Valy: “Vandaag draait het om beleving en marketing, maar er zijn zoveel factoren om rekening mee te houden. Het vraagt veel energie en investering, terwijl het product op zich niet verandert. Het is vandaag heel moeilijk in te schatten wat scoort en wat niet, want het hangt veel meer af van wie het draagt op het juiste moment. Retailers en merken moeten veel nauwer samenwerken om merken in de markt te zetten. We kunnen niet meer zoals vroeger inkopen en elkaar de rest van het seizoen niet meer spreken. Het is ­arbeids- en kapitaalintensief voor beide partijen, maar het is wel de juiste aanpak.”

Franken: “We hebben elkaar echt nodig. Vandaag moet je als merk veel meer werken aan flexibiliteit. Als er op bepaalde momenten dingen beter of minder goed verkopen, moet je daarop kunnen inspelen.”

Tim Van Steenbergen © Anneke D’Hollander

Procenten en vicieuze 
cirkels

Nog zo’n gevoelig punt in de sector: koopjes. Waar je ­vroeger de klassieke salesperiodes had, lijkt het nu alsof er altijd wel een deal of korting te scoren valt. Ook het weer helpt niet mee: de bikini’s zijn al in solden nog voor je ze hebt kunnen passen en bij de eerste vrieskou hangen de winterjassen al tegen min 40 procent in de rekken. Is de ­situatie nog langer houdbaar op deze manier?

Van Steenbergen: “Bij RE Antwerp is het simpel: wij maken geen grote stock aan. Wat niet verkoopt, vermaken we voor het nieuwe seizoen.”

Dumon: “Ik doe met mijn merk Rhúne ook nooit aan solden. De collectie blijft doorlopen en mensen blijven die stuks kopen. Klanten zien ook graag dat een kledingstuk dat ze gekocht hebben niet in solden gaat. Sales devalueren de waarde van een product.”

Franken: “Bij ons gaat alles in het zwart, wit en donkerblauw nooit in solden. Anderzijds zitten wij in een klassiek maakproces waardoor we ieder seizoen een volledige collectie hebben van broeken, hemden, mantels, noem maar op. Je voelt ook aan de verkoop dat we een item met print nodig hebben om mensen te doen kijken, al kopen ze uiteindelijk toch de zwarte of witte versie. De stukken met prints worden bij ons wel afgeprijsd tijdens de soldenperiode omdat ik ze moeilijker kan doortrekken naar een nieuw seizoen.”

Valy: “Ik kan de solden helaas niet ontwijken in mijn winkels. Ik had onlangs nog een briefing met het team en ze vertelden me dat er verschillende winkels zijn die beginnen met min 60 of min 70 procent. Op zo’n moment zeg ik: ‘Wij varen onze eigen koers.’ De markt is tegenwoordig zo wispelturig dat winkeliers er heel zenuwachtig van worden. Op het einde van de rit moet ons bedrijf gezond zijn.”

Klanten tonen me online een stuk ­tegen min 70 ­procent en vragen of ze het ook niet tegen die prijs krijgen

Evelyne Dumon

Dumon: “Bij mij in de winkel tonen mensen webshops op hun telefoon: ‘Dit stuk is online al tegen min 70 procent, mag ik dat dan ook niet tegen die prijs?’ Dan sta je daar.”

Franken: “Die snelheid zit nu in alles. De aandachtsspanne van de mensen is zo kort geworden, op vlak van ­kledij is dat niet anders. Je moet mensen blijven triggeren.”

Valy: “Het is boeiend, maar vermoeiend. (lacht) Ik denk dat we nationaal veel meer in gang moeten steken om de modesector in ons land te redden.”

Van Steenbergen: “Absoluut, als een beginnende designer iets wil laten maken in België, dan kan die vandaag nergens terecht. De ateliers in ons land zijn aan het verdwijnen.”

Dumon: “Ze laten je gewoon niet meer toe. Ik probeer binnen te geraken bij een atelier, maar die minimumaantallen worden alleen maar opgetrokken. ‘We produceren pas vanaf tweehonderd of driehonderd stuks’, zeggen ze dan.”

Van Steenbergen: “Dan zit je als beginnende maker met duizend stuks voor een kleine markt als België en een teveel aan kleren dat dan weer in solden moet. Zo blijft die ­vicieuze cirkel draaien.”

Evelyne Dumon © Anneke D’Hollander

De kleren maken het merk

Een collectie maken of inkopen is één ding, ze aan het grote publiek presenteren iets heel anders. Werkt influencer­marketing nog? Hebben merken magazines nog nodig? Of zijn celebs de grote drijver achter verkoop? Hoe zet het merk van de toekomst zich het best in de markt?

Dullers: “Ik voel dat er weer een shift aan het komen is van een volledige focus op presteren en verkoop naar meer brandmarketing. Er wordt meer gewerkt aan een community bouwen en belevingen creëren. Merken zoeken nu naar mensen die echt bij hen passen. Marketing wordt opnieuw ­authentieker, een positieve evolutie als je het mij vraagt.”

Van Steenbergen: “Die authenticiteit is zo belangrijk. Wij krijgen vaak de vraag om iets op te sturen naar influencers. Als je niet de moeite doet om bij ons te komen kijken, onze makers te ontmoeten en van daaruit te beginnen aan een samenwerking, zeg ik nee. Het heeft geen zin om een bekende kop erop te zetten die niet weet waarover het gaat.”

Dullers: “De typische influencermarketing is er volledig uit aan het gaan. Er is veel meer creativiteit op social media vandaag, de niche influencer is in opkomst. Ze kiezen een onderwerp, een stijl of zijn the funny one. Merken voelen dat collabs met bepaalde profielen interessant aan het ­worden zijn.”

Van Steenbergen: “Die samenwerkingen worden heel belangrijk in de toekomst. Je bindt twee community’s, je maakt samen iets.”

Door met ­influencers te ­werken, krijg je
een versnippering in de look-and-feel van je merk

An-Katrien Dullers

Dullers: “Neem nu tiktokker Khaby Lame bijvoorbeeld. Hij zegt niets in zijn video’s, maar met gelaatsuitdrukkingen maakt hij hilarische video’s. Hij is nu het nieuwe gezicht van Boss omdat hij altijd authentiek is gebleven. Dat is een coole gast die een nieuwe wind moet laten waaien. Ik vind het fantastisch dat het niet weer Brad Pitt of een andere celeb is, maar echte mensen die bewezen hebben dat ze creatief zijn.”

Dumon:Offline is the new luxury. Dat voel ik elke dag. Toen ik net met de winkel begon, trok ik ieder item aan en postte het op Instagram. Zo verkocht ik tien of twintig stuks van elk item. Vandaag is dat helemaal weg. Klanten verlangen opnieuw naar exclusiviteit. Ze komen binnen om te vragen of ik nieuwe dingen heb. Ze willen iets dat niemand anders heeft.”

Dullers: “Ik ben blij om dat te horen van jouw kant, want ik heb heel wat merken die me nog steeds vragen om een stuk op te sturen naar tien influencers. Het is toch veel boeiender om iets te doen met mensen die echt iets met je merk hebben dan aan tien random mensen met veel volgers te zeggen: ‘Iedereen moet posten. Drie, twee, één, ja!’ Dat georkestreerde gaat eruit. Je kunt de huidige con­tent­cre­a­tors ook niets meer opleggen. Ze doen hun eigen ding en fietsen daar heel subtiel advertising tussen. Dat werkt tegenwoordig. Kijk naar de populariteit van chefs, bijvoorbeeld. De kleren die zij dragen in hun videos zijn ook gesponsord.”

Van Steenbergen: “Het kledingstuk kunnen ze kopiëren, maar het verhaal achter je merk niet. In het vertellen van dat verhaal spelen ook magazines nog steeds een rol. We hebben best veel klanten die binnenkomen en ­zeggen: we hebben het verhaal gelezen in dat blad, we ­komen eens ­kijken.”

Dullers: “De Belgische mediamarkt zit vandaag best krap, waardoor iedereen vecht om die plekjes. Naar geloofwaardigheid toe werkt het 100 procent zeker om je verhaal te brengen in een magazine dat bij je past. Maar het is wel zo dat de kansen er niet meer zijn zoals vroeger. Iedereen wil in dezelfde magazines staan. Er is een schaarste en dat is voelbaar.”

Dumon: “Net zoals dat de fysieke winkel aan het terugkomen is, heb ik toch ook het gevoel dat het lezen van de weekendkrant of op een zondagochtend met een kop koffie je magazine doornemen wel weer terugkomt.”

toekomst van de mode
An-Katrien Dullers © Anneke D’Hollander

Dullers: “Goh, ik heb veel jonge twintigers in mijn team en ik moet toch geregeld zeggen: hoelang is het geleden dat jij nog eens een magazine hebt vastgepakt? Bij de jeugd zit dat er niet meer zo in, hoor.”

Franken: “Ik hoorde pas nog van een medewerker die veel op TikTok zit dat hij geen krant meer kan uitlezen. Het gaat te traag. De mensen die nog echt lezen, dat is zo’n klein ­publiek.”

Dumon: “Ik vraag me elke keer af of ik nog geld moet steken in campagnes. Is het dat vandaag wel waard? Ik twijfel vaak of ik daar als jong merk iets uithaal, al snap ik wel dat het belangrijk is om mijn beeld te schetsen. De campagnebeelden zijn prachtig – ik ben er heel fier op – maar het is een enorme hap uit mijn budget. Wij sturen daarnaast ook wel dingen op naar internationale influencers die mooie foto’s maken. Dat levert ook content op en kost me minder.”

Dullers: “Ik vind het als modemerk wel straf dat je het niet zou doen. Kijk naar Jacquemus, hij brengt ieder seizoen opnieuw een heel herkenbaar verhaal. Dat is ook een vorm van pr, want daar wordt over gesproken. Door met content van influencers te werken, ga je toch wel een versnippering krijgen in de look-and-feel van je merk.”

Dumon: “Bij mij werkt het voor de verkoop gewoon beter om zelf te poseren voor de spiegel en influencers in mijn merk te laten posten, dan een perfect gestylede foto de ­wereld in te sturen.”

Van Steenbergen: “We hebben lang en hard nagedacht over de beeldvorming van het merk. Ik denk dat het steeds belangrijker is om daar consequent in te zijn zodat mensen je merk herkennen. Wij werken bijvoorbeeld niet met modellen. De mensen die de kleren maken, tonen ze ook in de campagnes. We doen dat wel vier keer per jaar, een hele investering.”

Dumon: “Ik begrijp wat je bedoelt: ik maak de investering ook nog steeds, maar het weegt wel enorm op het budget. Ik heb soms het gevoel dat we ontzettend veel werk moeten steken in beelden, terwijl het wel nog altijd om onze ­stukken gaat. Het product is het belangrijkste, niet de foto’s.”

Franken: “Er komt bij kleding ook veel kijken: het model, de visagie, het licht. En je moet vandaag enorm veel varianten op je beeld hebben: campagnebeeld, lookbookbeeld, pack shots. Dat kost geld. Dit is het eerste seizoen dat we geen campagnebeelden hebben voor we begonnen te verkopen in de showroom, door tijd en budget, maar ik wilde ook eens kijken of lookbookbeelden en pack shots genoeg waren. De winkels blijven er toch echt om vragen, hoor. Niet zozeer de Belgische, maar de Aziatische markt dringt er enorm op aan. Ik vind het zelf wel leuk om per collectie mijn verhaal neer te zetten met een campagne.”

De Antwerpse wie?

Met de Antwerpse Zes op kop was de Belgische mode ­jarenlang de referentie voor kwaliteit, duurzaamheid en stijl. Is dat vandaag nog steeds zo?

Franken: “Internationaal gezien merk ik dat die goede naam van België niet meer doorslaggevend is om aan te kopen. Al linken ze Belgische mode nog altijd wel met kwaliteit en een bepaalde esthetiek.”

Van Steenbergen: “Belgisch is een kwaliteitslabel, maar het is niet meer dat ze komen ‘omdat je Belgisch bent’. Vroeger wilde iedereen weten wat de Belgen dat seizoen deden. Die tijd is voorbij.”

Valy: “Er zou opnieuw aan dat imago gewerkt moeten ­worden. Er zijn nu een paar nieuwe projecten, zoals de Limburgse Zes, een groep van jonge ontwerpers uit Limburg. Waarom zouden we moeten vasthouden aan die Antwerpse Zes? Die tijd is voorbij, er mag wel wat vernieuwing komen. In België zelf, trouwens, voel ik heel sterk hoe belangrijk die mode van bij ons is. Mensen geven graag geld uit aan iets dat ze kennen. Wij gaan er in onze winkels weer meer op inzetten. Ik heb een tijdje meer Italiaanse merken aangekocht, maar ik kom daarop terug. Het cliënteel dat in België luxemode koopt, gaat voor de aankoop van een ­designertas naar Parijs of New York. Ze willen in de flagshipstores van die merken shoppen. Onze klanten die geld hebben, willen investeren in Belgische namen: Dries Van Noten, ­Natan, ­Christian Wijnants...”

toekomst van de mode
Karine Valy © Anneke D’Hollander

Dumon: “Ik maak op het einde van het seizoen altijd de ­balans op en ik merk dat de Belgische brands bovenaan staan. Forte Forte verkoopt in deze tijd bij mij ­minder goed dan Âme Antwerp of Morobé.”

Van Steenbergen: “De Belgische markt is een interessant publiek. Zij willen mooie kleren kopen. Het is ook een stabiele markt. In Azië bijvoorbeeld kopen ze één seizoen en dan willen ze weer de nieuwe hypenaam. Terwijl je hier met je partners iets kunt opbouwen.”

Valy: “En toch denken wij altijd dat we niet goed genoeg zijn. (lacht) Ik denk dat het ook een opdracht is voor de winkeliers om weer samen rond tafel te gaan zitten en echt die Belgische merken te ondersteunen. De politiek zou daar ook een rol in kunnen spelen door budget vrij te maken voor retail in het algemeen. De winkels zien vandaag echt af: de inflatie, de loonkosten… We zijn geen multinationals, maar we zijn wel de drijvers achter een belangrijke sector. Het water komt veel mensen in de mode tot aan de ­lippen.”

Van Steenbergen: “Er komt ook enorm veel op ons af wat Europese wetgeving rond ecologie betreft. De modesector is een van de weinige sectoren die nu gewoon haar gang kan gaan. Het zal worden zoals met blikjes en drankflesjes: je moet je afval terugnemen. Veel modemensen weten dat niet, maar die wetten zijn al gestemd in het ­Europees Parlement, dus de verandering komt eraan. Er wordt complete transparantie verwacht.”

Dullers: “Een onduidelijke factor in de schakel kan niet meer. Dat is heel goed, want merken als Shein en dergelijke zullen daar enorm onder lijden.”

Het duurzame werk van jonge mensen mogen verkopen, dat is pas plezant

Karine Valy

Van Steenbergen: “Zij hebben natuurlijk wel budget om dat op te vangen.”

Dullers: “Klopt, maar misschien zet het mensen toch wel meer aan het denken en komt er zo meer aandacht voor merken die nu al de juiste manier van werken hebben? Naar bewustzijn toe is er nog veel werk, want de grote massa geeft niet om ecologie. Ik denk dat uit de politiek ook meer campagne gevoerd mag worden rond koopgedrag en hoe om te gaan met kleding. Toen wij klein waren, bestond er amper fast fashion. In die redelijk korte tijdspanne is die wereld enorm gegroeid. Je kunt er tegenwoordig niet meer omheen. En ik hoor in mijn omgeving dat heel weinig kinderen onder de 16 jaar bezig zijn met duurzaamheid. Dat baart me toch wel zorgen.”

Valy: “Bewustmaking in scholen zou enorm helpen: rond ecologie, geld, gezond leven, duurzaam kopen.”

Van Steenbergen: “Het is aan ons als makers om na te denken hoe we een alternatief kunnen bieden aan die jonge gasten. Wat kan het volgende systeem zijn dat wel sociaal-ecologisch verantwoord is? Vandaag heeft niemand daar een antwoord op, maar daarom zijn die gesprekken en initiatieven zo belangrijk. De politieke wetgeving is ­nodig zodat we verplicht worden om na te denken.”

Over smaken en kleuren…

Het zag er lang naar uit dat de mode op een goed spoor zat. We zagen meer huidskleuren op de catwalks, alle genders werden gerepresenteerd, leeftijd en maat deed er steeds minder toe. Maar als we naar de recentste fashion weeks kijken, zien we ontwerpers toch weer teruggrijpen naar het oude modebeeld van dunne, witte, piepjonge meisjes.

Valy: “Heel dubieus, vind ik dat. Voor onze modeshows in de winkels werken we met vrouwen van alle maten, leeftijden en kleur. Maar het valt me ook op dat de grote merken opnieuw teruggrijpen naar vroeger. De recentste show van Dries Van Noten was zo confronterend: zo’n magere ­modellen. Ze zien er zo negatief uit. Ik heb de indruk dat het een weerspiegeling is van de sombere tijd waarin we leven. Ik worstel daar zelf wel mee.”

Dullers: “Ik moet nog wekelijks tegen klanten zeggen: kijk eens goed naar je campagne? Moeten we volgende keer misschien toch geen extra brainstorm doen op voorhand? Er is echt nog een blinde vlek. Het is nog altijd trekken en sleuren om meer diversiteit in het modebeeld te krijgen.”

Franken: “Dat komt door de extreme verrechtsing in de maatschappij heel Europa. Een paar jaar geleden hadden we een campagne met een meisje met een hoofddoek en dat is een fotoreeks die door bepaalde winkels niet gebruikt is. Klanten nemen er aanstoot aan. Dat is nu jammer genoeg de maatschappij.”

Mode is zoals kunst en muziek:
je voedt er een maatschappij mee

Toos Franken


Van Steenbergen: “Ik werk vandaag alleen maar met een divers publiek. In ons team zitten alle maten, vormen en nationaliteiten. Wij passen enkel op elkaar door. Als ik tegenwoordig een klassieke campagne zie, vind ik het vooral heel saai.”

Dumon: “Wij passen bij Rhúne door op mij – ik heb maat 38 – en ik merk dat het toch een voordeel is om kleding niet op maatje 34 te baseren. In de showrooms waar ik inkoop, is die trend ook veranderd. Vroeger stond daar het dunste, piepjonge meisje. Nu is dat niet meer.”

Dullers: “Ik las onlangs dat mensen kleding toch het liefst zien op een barbie, en daarna zullen we wel zien hoe het op andere lichamen past. Dat idee leeft nog steeds.”

Van Steenbergen: “Dat is natuurlijk een heel westerse visie. Twee van onze medewerkers mochten twee weken bij Dries Van Noten werken om ervaring op te doen en ik merkte nadien dat zij de context van de Europese mode niet altijd goed begrepen. Ze zijn met heel andere dingen bezig en kijken anders naar de wereld dan wij. Het is heel verrijkend om dat te mogen observeren.”

Dullers: “Het is toch wel aan het merk om te zeggen: ik doe mijn eigen ding. Dat is vooral een moeilijke oefening voor merken die al jarenlang op dezelfde manier werken en nu inclusiever moeten worden. Ik hoor vaak: ‘Maar ons ­klassieke publiek…’”

Franken: “Het is zo moeilijk om vandaag aan ieders wensen te voldoen. Elke markt wil iets anders en wij hebben bijvoorbeeld geen budget om vier campagnes te maken zodat iedereen gelukkig is. Ik voel tegenwoordig – hoe erg ook – dat kleur nog een groter probleem is voor het publiek dan ­lichaamsvormen. Vanuit bepaalde werelddelen vragen ze om niet te werken met donkere meisjes, want dat zou de verkoop bemoeilijken. Racisme zit overal. Het is zo ­tegen ­alles waar ik zelf voor sta en waarvoor ik pleit bij mijn kinderen, maar je zit vast in een commercieel systeem. Dat blijft ieder seizoen een haast onmogelijke afweging.”

toekomst van de mode
Toos Franken © Anneke D’Hollander

Rooskleurig al dan niet

Is er licht aan het einde van de tunnel?

Dullers: “Onlangs zei iemand me: het is het jaar van de kristallen revolutie en ik voel het. De jongere generatie begint veel meer in vraag te stellen, er is opnieuw meer positivisme. Ik voel dat we voor een verandering staan.”

Franken: “Je kunt niet anders dan geloven in de jeugd. Zij zijn onze toekomst. Waarom nog kleren maken? Ik vind dat wij die boodschap moeten blijven uitdragen want als wij stoppen, gaat het helemaal naar af voor de modewereld.”

Dullers: “We moeten soms ook een stap terugnemen en zien hoe ver we gekomen zijn. Toen wij begonnen in dit vak werd er niet eens gesproken over duurzaamheid. We willen dat alles snel gaat en dat er grote veranderingen komen in korte tijd, maar er zijn al megaveel dingen gebeurd.”

Van Steenbergen: “In 2006 had ik een defilé in Parijs en ik had mijn klanten gevraagd als modellen op de catwalk. Ik kreeg daar kritiek op. ‘Je zet toch geen lelijke mensen op de catwalk’, kreeg ik toen te horen. Vandaag zijn normale mensen net degenen die inspirerend zijn. Elk stapje is ­vooruitgang.”

Valy: “Het is onze plicht om te blijven zoeken naar verandering, dingen blijven proberen. Niemand kan ons vooraf vertellen of het goed zal werken. Als ik een negatief of moe mens zou zijn, zou ik zeggen dat het er allemaal niet goed uitziet in de retail. We moeten ideeën halen uit die moeilijke momenten om de zaak weer te veranderen. Als je dat niet doet, gaat het alleen maar bergaf.”

Franken: “Met zo’n groot team als dat van jou, Karine, ­kijken mensen naar jou voor inspiratie. Jouw energie straalt af op jouw mensen. Als jij positief blijft, dan gaan de mensen om je heen dat ook uitdragen.”

Dumon: “Je moet altijd blijven verrassen en uit je comfortzone stappen. Er gaan altijd crisissen zijn, maar het is door te blijven vernieuwen dat je kunt groeien in die moeilijke tijden.”

Valy: “Binnenkort is er bijvoorbeeld een week rond duurzaamheid en die week mogen de Limburgse Zes mijn hele winkel gebruiken. Het maakt me niet uit dat we dan minder omzet hebben, zo’n project geeft energie en zuurstof. Het duurzame werk van jonge mensen mogen verkopen, dat is pas plezant!”

Lees meer over mode

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

Gesponsorde content