Lyona groeide op in de pleegzorg: “Ik had het gevoel dat ik altijd wel iemand teleurstelde”
Lyona Rose (33) is auteur van fictie en non-fictie, model en pedagogisch hulpverlener. Ook is ze enthousiast, oprecht, geïnvesteerd en ontzettend lief. Allemaal zaken die ze aan zichzelf te danken heeft, want haar voorbeeld tijdens het opgroeien, dat was zijzelf. Lyona belandde op driejarige leeftijd in de pleegzorg en leerde door schade en schande hoe het leven eraan toegaat en hoe ze van zichzelf moet houden.
“Drie jaar is erg jong, dus hoe mijn plaatsing juist is verlopen, weet ik niet meer”, vertelt Lyona. “Wel kan ik mij gevoelens herinneren. Ervoor zaten mijn jongere zusje en ik in een crisisgezin, wachtend op een geschikt koppel dat ons meer permanent kon opvangen. Zelfs als je zo jong bent, voel je aan dat je ook daar weer weg gaat moeten. Dus wanneer ik mijn pleeggezin ontmoette, voelde ik me dankbaar dat ik een eigen huis kreeg, een plekje voor mezelf. Ik was namelijk het eerste kind en pleegkind in het huis van mijn pleegouders. Daarnaast voelde ik verdriet, want ik moest mijn biologische zusje missen – zij werd in een ander gezin ondergebracht.”
Loyaliteit
Uiteindelijk bleef Lyona tot haar 17de bij datzelfde pleeggezin wonen. “Mijn biologische ouders was de ouderlijke macht ontnomen. Zij wilden me dus liever zelf houden en opvoeden, maar mochten dit niet. Iets wat hen ongetwijfeld pijn deed”, aldus de Nederlandse. Een moeilijke situatie om als kind in te navigeren. Op vaste momenten werden zij, haar ouders, haar oma en kleine zusje herenigd; een tijdelijke reünie die alle partijen evenzeer deugd deed als ongemakkelijk maakte. “Voor mij was het telkens een feestje om mijn zusje terug te zien. Het weerzien met mijn biologische ouders was ook steeds fijn, maar het voelde dubbel. Op die vaste momenten waren mijn pleegouders ook telkens aanwezig. Aangezien ik al op jonge leeftijd bij hen ging wonen, was ik snel gehecht aan hen geraakt en zij aan mij. Er zaten dus heel veel mensen in de ruimte die van mij hielden, maar ik wist niet goed hoe en naar wie ik mijn liefde moest uiten. Wanneer ik bij mijn pleegmoeder op schoot ging zitten, keken mijn biologische ouders droevig. Wanneer ik hen een knuffel kwam vragen, voelde het alsof ik mijn pleegouders triest maakte. Ik had het gevoel dat ik altijd wel iemand teleurstelde.”
Tijdens haar kinderjaren maakte Lyona er haar missie van de kerk zo veel mogelijk in het midden te houden. “Ik liep op de tippen van mijn tenen om iedereen tevreden te houden. Wanneer ik terug naar huis reed, zei ik vaak sorry tegen mijn biologische mama; sorry dat ik ging knuffelen met mijn andere mama. Er werd mij op jonge leeftijd precies gevraagd waar mijn loyaliteit lag, terwijl die bij beiden lag. Als kind zoek je de mensen uit aan wie je die loyaliteit kan schenken en als dat niet duidelijk is, wordt het al snel verwarrend.“
Tussen twee werelden
Eens een tiener, kon Lyona er alleen op uittrekken. “Naar mijn biologische ouders ging ik heel af en toe, niet te vaak, want ik voelde aan dat mijn pleegmoeder dat niet altijd evenveel kon appreciëren.” Lyona fietste dan naar dat andere biologische familielid, haar oma, waar ze met haar kleine zusje van grootmoeders Surinaamse nasi genoot. Maar ook als puber bleef ze rekening houden met de gevoelens van iedereen rondom haar. “Ik ben sowieso een zachtaardig, empathisch persoon. Ik vind het immens belangrijk dat iedereen zich goed voelt. Dergelijke situaties zijn dan best wel triggerend en ik vergat mezelf er vaak in.”
Ik moest mezelf altijd verantwoorden, altijd uitleggen waarom ik witte ouders had. ‘Wie is die vrouw naast jou, je oppas?’ vroegen ze weleens
“En dan was het cultuurverschil tussen mijn biologische en mijn pleegouders ook best wel een dingetje“, aldus Lyona. “Mijn roots liggen in Zuid-Amerika en zijn een mengelmoes van heel veel verschillende nationaliteiten. Mijn biologische oma kon heerlijk koken, en mijn pleegmama gooide ’s avond een groentemix in een pannetje en klaar was het eten. (lacht) Om maar te zeggen hoe ver de culturen van mijn beide families uit elkaar lagen.”
Ook de opvoeding van beide ouderparen waren moeilijk verenigbaar. “Mijn biologische ouders waren een pak strenger. Ik mocht geen kort rokje aan op straat, mocht niet met jongens omgaan, laat staan een vriendje hebben. Wat ook voor de nodige wrijving heeft gezorgd, want in mijn pleeggezin ging het er allemaal een stuk losser aan toe. Achteraf gezien hadden we misschien moeten zoeken naar een beter evenwicht tussen de twee uitersten, maar op dat moment was ik een tiener; ik wilde een vriendje.”
Laag zelfbeeld
En als je opgroeit in meerdere gezinnen, waar de waarden, normen, gebruiken en kookkunsten zodanig verschillen, waar vind jij jezelf als tiener dan? “Ik geloof wel dat het vinden van mijn identiteit langer heeft geduurd dan bij mijn leeftijdsgenoten”, aldus de auteur. “Maar dat heeft vooral te maken met het feit dat ik langer op zoek was naar liefde voor mezelf. Het zit zo, als pleegkind groei je op in een situatie die er anders uitziet dan wat je gemiddeld rondom jou tegenkomt. Ik had veel vriendinnetjes, en die groeiden op bij hun biologische ouders en daar ging alles gewoon goed. Soms kreeg ik dan het gevoel dat het mij niet gegund was in het leven. Ik moest mezelf altijd verantwoorden, altijd uitleggen waarom ik witte ouders had. ‘Wie is die vrouw naast jou, je oppas?’ vroegen ze dan weleens.“
“Wanneer ik tien jaar was, stierf mijn stiefvader. Vanaf dan kreeg ik een lastige verstandhouding met mijn pleegmoeder. Zij had moeite met haar gevoelens te reguleren na het overlijden van haar man en ik was haar zondebok. Ondertussen had ik een pleegzusje en -broertje en hadden mijn pleegouders nog een biologisch zoontje gekregen. Ik was erg verdrietig, maar ik heb nooit kunnen huilen voor mijn pleegvader omdat ik het gevoel had me sterk te moeten houden voor de rest, hen te dragen en te helpen.”
In alles goed zijn, was een soort van compensatie voor mijn onzekerheden. ‘Kijk, ik ben tóch nog iets waard, ik mag er zijn want ik haal hoge punten of ben fotomodel’
Ook het lage zelfbeeld dat ze al van jongs af aan meesleurde, droeg Lyona alleen. “Aan mij zag je niet dat ik onzeker was, dat ik het moeilijk had. Ik kon dat meesterlijk verbergen. Ik ben van nature een entertainer, een flamboyant, extravert type en heb het altijd leuk gevonden om anderen te laten lachen. En zo kon ik die onzekerheid maskeren. Al wordt dat erg vermoeiend na een tijd.”
Perfect
Als product van haar onzekerheden, groeide Lyona op tot een rasechte perfectioniste. “Ik moest lief zijn, mooi, slim... Wiskunde lag me nooit, maar dat betekende dat ik op andere vlakken moest uitblinken. Ik deed turnen op hoog niveau, dansen en zingen. En ik was héél streng voor mezelf. In alles goed zijn, was een soort van compensatie voor mijn onzekerheden. ‘Kijk, ik ben tóch nog iets waard, ik mag er zijn want ik haal hoge punten of ben fotomodel.’“
Ook in haar relaties schemerde dat lage zelfbeeld door. “Ik heb het altijd moeilijk gehad met vertrouwen. Ik dacht telkens weer dat ik in de steek gelaten zou worden, of gekwetst zou achterblijven. Dus ik klampte me vast aan relaties en vriendschappen.” Die angst om te verliezen had een hoge prijs. “Ik ontwikkelde een hoge tolerantie voor agressie en bleef heel lang in gewelddadige situaties zitten. Ik liet over mijn grenzen gaan en verbond ook geen consequenties aan dat grensoverschrijdend gedrag van mijn partners. Ik ondernam geen actie en stond alles toe – alles was beter dan verlaten worden.”
Bij het afstuderen aan de hogeschool, stortte Lyona in. “Ik studeerde af met hoge cijfers, op één vak na, waardoor ik niet cum laude kon afstuderen. Erna belandde ik in een depressie en dat had niet met dat ene punt te maken, ik had het gevoel dat ik niet meer kon – ik was opgebrand.” Alles was te herleiden naar Lyona’s trauma’s, haar jeugd. Maar niet vechten was buiten de kwestie.
Zelfliefde
“Als twintiger, nadat ik uit mijn laatste gewelddadige relatie was gestapt, moest er iets veranderen. ‘Ik ga leven, anders gaat mijn leven aan me voorbij’, besefte ik. Met hulp van EMDR-blootstelling (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, red.) heb ik enorm aan mezelf gewerkt en mijn heftigste trauma’s aangepakt. Dat was loodzwaar, maar uiteindelijk zijn mijn scherpe randjes afgestompt. Ik kreeg meer rust in mezelf en ik begon van mezelf te houden.” Weg met het perfectionisme? “Dat overvalt mij nog wel eens (lacht), maar niet zoals vroeger; ik ben liever voor mezelf. Ik koppel mijn eigenwaarde niet langer aan mijn prestaties en dat is mijn bevrijding geweest. Al heb ik wel eerst een lange weg moeten afleggen. I learned it the hard way.“
EMDR haalt de scherpe kantjes ervan af, maar jij moet nog steeds het harde werk zelf doen, en die pijn van de trauma’s die je meemaakte zal nooit volledig verdwijnen
“Momenteel voel ik me emotioneel erg stabiel, maar een stukje pijn blijft altijd”, geeft Lyona toe. “Tegen andere mensen die aan EMDR-therapie gaan beginnen, zeg ik ook: verwacht geen wonderen. EMDR haalt de scherpe kantjes ervan af, maar jij moet nog steeds het harde werk zelf doen, en die pijn van de trauma’s die je meemaakte zal nooit volledig verdwijnen. Maar je kan die kindpijn onder controle krijgen en ermee leren omgaan.”
Vergeven voor jezelf
Juist daarom is het volgens Lyona van groot belang om te vergeven, zoals je ouders vergeven omdat zij niet voor jou konden zorgen bijvoorbeeld. “Zo lang jij blijft lopen met woede naar hen toe, gaat die woede je dagelijkse leven en je geluk in de weg staan. Vergeven is niet ‘weggeven’, het is niet goedkeuren wat er ooit gebeurd is. Vergeven is erkennen wat er zich heeft afgespeeld en welke gevoelens daar nu nog rond bestaan en dan voor jezelf kiezen, verdergaan. Ervoor kiezen zelf de regie over je gevoelens te nemen en de gebeurtenissen geen grip meer op jou laten hebben. Het leven is geen generale repetitie, we kunnen het niet nog eens opnieuw doen. Dus heb de mensen lief van wie je houdt en probeer iedereen te vergeven. Niet voor hen een plezier te doen, maar voor jezelf.”
Zelf heeft Lyona niet het gevoel gehad haar biologische ouders te moeten vergeven. “Dat is eerder uitzonderlijk als pleegkind, dat weet ik. Ik neem hen niets kwalijk want ik weet dat zij hun best hebben gedaan en ik draag hen tot de dag van vandaag nog steeds in mijn hart. Mijn ouders hebben afgezien omdat zij mij moesten ‘afgeven’ en ik heb dan eerder pijn vóór hen, dat heb ik een plaats moeten geven.” Ook naar haar pleegmoeder voelt de schrijfster geen wrok. “Ik heb veel met haar meegemaakt en ik heb haar meermaals moeten vergeven voor haar woede, maar ik ben niet meer boos. Toch hebben we nu geen contact meer. Wij zijn als water en vuur en op een gegeven moment was het genoeg.”
Ze legde een moeilijke weg af, maar doorheen heel haar traject heeft Lyona wel op één iemand telkens kunnen rekenen: zichzelf. “Ik heb het niet getroffen op vlak van familie, ik moest de motivatie altijd bij mezelf vinden en dat heeft me erg strijdlustig gemaakt. Ik doe wat er gedaan moet worden en op mij kan je bouwen. Dat heb ik dus ook een stukje uit de pleegzorg geleerd. Net zoals mijn aanpassingsvermogen, mijn onverwoestbaarheid en empathisch vermogen; dat zijn allemaal dingen die je als pleegkind er gratis en voor niets bij krijgt. Deze eigenschappen komen ook goed van pas als hulpverlener. Alles wat ik heb doorstaan heeft zo weer een reden.”
Zit jij nog met vragen over opgroeien in de pleegzorg? In haar boek Ik ben een pleegkind, en nu...? reikt Lyona Rose je enkele handvaten aan over hoe als jongere te navigeren doorheen de pleegzorg. Ben jij een lotgenoot, wil jij zelf graag kinderen opvangen en een warme thuis bieden of wil je graag meer te weten komen over het emotionele traject van pleegkinderen? Koop haar boek hier.
Meer lezen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier