Binnenkijken bij Annick Vandecappelle: styliste, ontwerpster en keramiste

Ze veranderde wel eens van job, maar mode bleef de rode draad in haar leven. Annick Vandecappelle: van styliste en ontwerpster naar keramiste.

Ze woont met haar man en hun twee poezen, Emma en Pablo, in een gigantisch huis niet zo ver van de zoo van Antwerpen. “Inge (Grognard, visagiste, red.) en Ronald (Stoops, fotograaf, red.) wonen even verderop. Ik was bij hen op bezoek geweest en vond het fantastisch: al die ruimte, en de mooie sfeer. Een tijdje later kreeg ik een bericht van hen: er staat een huis te koop in onze straat! Daar hoefden we niet te lang over na te denken.”

Het huis was in de jaren zestig gerenoveerd. “De vorige eigenaars hadden overal valse plafonds geïnstalleerd. Voltapijt bedekte de mooie vloer. Ze hadden de originele glas-in-looddeuren vervangen door exemplaren die in hun ogen moderner en praktischer waren. Maar ze hadden godzijdank niets vernield of afgebroken. De plafonds en vloeren kwamen onaangetast tevoorschijn. Net als de tegelmuur, die verscholen zat achter lagen dik behang. De deuren en ramen lagen gewoon op zolder op ons te wachten. En van de marmeren schoorstenen waren ze gelukkig afgebleven. Toen we het huis bezochten, was het duidelijk dat er iets heel moois van te maken was. Er waren nog genoeg oorspronkelijke details aanwezig. Je voelde het authentieke karakter. We werden onmiddellijk verliefd.

De renovatie was een werk van lange adem. “We kochten het huis achtentwintig jaar geleden en hebben er vijfentwintig jaar in gewerkt”, zegt Annick. “We hebben dan ook echt alles zelf gedaan. En onze tijd genomen. Als laatste werd de trap geverfd.”

Eerst moesten er typisch Vlaamse koterijen verwijderd worden. “Met fundamenten tot diep in de grond, een hele onderneming.” Daarna kwam het huis aan de beurt. Het is met zijn drie bewoonbare verdiepingen, zolder, kelder en tuin ook echt immens. “Ik herinner me dat we ons even afgevraagd hebben of we met z’n tweeën wel zoveel ruimte nodig hadden. Maar wat je hebt, stop je vol. Er is geen kamer in dit huis die niet benut wordt. Als stylist kon ik altijd een grote dressing gebruiken. Die heb ik ondertussen tot fotostudio en logeerkamer omgebouwd.

Nu de renovaties achter de rug zijn en een prachtig plaatje hebben opgeleverd, kondigt Annick doodleuk aan dat het misschien tijd wordt om te verhuizen. Het is een beetje typisch voor haar: een creatieve onrust die haar steeds naar nieuwe uitdagingen drijft. “Onlangs zei iemand me: ‘Goh, je maakt nu keramiek. Je hoeveelste carrière is dit al?’ Ik schrok een beetje, want ik ervaar mijn leven niet als een woelig iets vol verandering en omschakeling. Ik zie mijn verschillende jobs als een natuurlijke opeenvolging. Ik ben immers altijd in hetzelfde wereldje gebleven. Mijn winkels, mijn opdrachten als styliste voor tijdschriften, mijn passages bij Scapa en A.F. Vandevorst,... Het draait toch allemaal rond mode.”

Pionieren

Begin jaren tachtig verscheen Flair op de Belgische tijdschriftenmarkt, met een rebelse en modieuze uitstraling die op dat moment ongezien was.

Annick: “Er waren niet veel bladen voor jonge vrouwen. In Nederland had je Viva, en in België kwam Flair. In mijn winkeltje op Klapdorp, Starlet, verkocht ik tweedehandskleding uit de jaren zestig en zeventig, gecombineerd met zelfgemaakte spullen en wat leuke accessoires. Modereportages stylen, dat zei me wel iets. Ik maakte wat foto’s van enkele silhouetten uit de winkel en stuurde ze naar Gerdi Esch, de coördinator van de modeploeg bij Flair. Een proefopdracht volgde en ik ben gebleven. Dat ging precies vanzelf. Alles was makkelijker toen, zo lijkt het tenminste. Mensen waren toegankelijker, het werk was plezanter. Maar misschien is dat eigen aan herinneringen. Misschien kleurt de tijd de gebeurtenissen een beetje roze.”

Het Flairteam ging naar de modeweek in Parijs om inspiratie op te doen. “Stel je daar geen al te grote luxe bij voor. We zaten met z’n vijven in mijn kleine autootje, en logeerden in piepkleine hotelkamers. Maar we hadden fun. We waren enthousiast en wilden alles zien. Mode was een passie, en Parijs, dat waren de hoogdagen.”

Het was de doorbraak van de Japanse mode, van Comme des Garçons en Yamamoto. De Belgen – Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Dirk Bikkembergs, Walter Van Beirendonck – vestigden zich als grote namen. Maar één ontwerper maakte een onvergetelijke indruk.

Annick: “Ik herinner me het eerste defilé van Martin Margiela. Mijn hart klopte letterlijk sneller. ‘Dit is het,’ zeiden we. ‘Dit is wat mode nu moet zijn.’ Het was als punk in de muziek, een stroomstoot, erg krachtig en ook heel juist. Ik had op dat moment een eigen label Jansen & Jansens, het werd onder andere bij Closing Date verkocht. Martin was zo overrompelend goed, dat ik mijn collectie meteen heb stopgezet. Je kon daar gewoonweg niet tegenop. Hoe verfijnd en geniaal Margiela was, daar had je wat meer tijd voor nodig. Gaandeweg ontdekten we zijn universum, dat tot in de details klopte. Heel zijn wereld sprak me aan.

Ik herinner me de eerste keer dat ik Margiela droeg. Ik was keifier op mijn jurk: voeringstof bovenaan, uitgerafelde wol onderaan. Op straat werd ik nagekeken. En toen ik bij mijn moeder aanbelde, zag ik haar denken: Heeft ze haar kleed nu achterstevoren, ondersteboven of binnenstebuiten aan? Je moest stevig in je schoenen staan om Margiela te dragen, maar ik voelde me er onmiddellijk goed in. De pasvorm was fantastisch.”

Als fan van het eerste uur werd ze gevraagd om mee te lopen in de Margielashows. “De belangrijkste richtlijn die we kregen, was dat we niet als model moesten defileren, maar gewoon moesten stappen, alsof we op straat zouden wandelen. We stonden ook niet op een podium, maar liepen gewoon over de grond in een leegstaand pand of door de gangen van een verlaten metrostation. De locaties waren altijd bijzonder. Er kwamen altijd veel te veel mensen opdagen, zodat er complete chaos heerste, maar dat maakte deel uit van de sfeer en de charme.”

Ze heeft goede herinneringen aan elk van haar jobs, maar heeft nooit nog die onbezonnen pioniersfeer van die beginperiode teruggevonden. “Deel uitmaken van het modeteam van Weekend Knack was ook erg fijn. Maar het was alsof de modesector gaandeweg wat serieuzer werd. Je moest wat meer moeite doen om de silhouetten op je verlanglijst te krijgen. Je moest wat harder vechten om het model te kunnen boeken dat je wilde. Met elke nieuwe job kwamen wat meer verantwoordelijkheden, een grotere competitiedruk, een zwaarder gewicht op je schouders. Maar ik heb van elke periode geleerd, en ik heb overal fun gehad.”

Het juiste kader

Eens een stylist, altijd een stylist. “Ik heb twee keer een winkel gehad, Starlet en AVe, en op zich was het geen probleem om daar een punt achter te zetten. Ik mis de winkel niet. Het aankopen wel, dat vond ik heerlijk. Ik hield ervan om verschillende merken te combineren en tot een geheel om te smelten. Om met een goede selectie een mooi beeld op te bouwen.”

De belangstelling voor mode is er al van toen ze heel jong was. “Ik was altijd met kleding bezig. Mode boeide me in de breedst mogelijke zin. Ook de geschiedenis en de cultuur van een kledingstuk. Als stylist was ik altijd geïnteresseerd in de sfeer die je met een silhouet kon creëren. Ik wilde graag een omkadering, en die moest juist zijn. Met enkele kleuren en een bepaalde pose kun je Frida Kahlo oproepen, of naar de jaren zestig verwijzen, of de sfeer van het interbellum evoceren. Dat werken met referenties interesseerde me. In de modeproducties van vandaag mis ik dat een beetje, er is zo weinig context. Het gaat vaak nog louter om het kledingstuk. What you see is what you get. Er wordt weinig sfeer mee gegeven. Dat is jammer.”

Ook in haar huis moet de omkadering juist zijn. “Niet dat ik alles in één stijl wil, zo’n purist ben ik nu ook weer niet. Het blijft een thuis, geen museum. Maar ik heb gevoel voor wat bij elkaar past. Het mag ook botsen, maar dan moet het de juiste bots zijn. Het oog verandert natuurlijk, soms ben ik gewoon op iets uitgekeken. Ik was lang dol op de kristallen kroonluchter die hier hing, en hij paste hier ook wel. Maar het werd tijd voor iets moderners, en ik heb hem vervangen door een Verner Panton-lamp.”

“We hebben dit huis stukje bij beetje bemeubeld. In het begin is je interieur een obsessie, dan schuim je alle markten af en bezoek je alle brocantes, op zoek naar de juiste tafel of kast. Ik heb altijd een zwak gehad voor Marokko, voor Moorse motieven, voor die typische tegeltjes en lampen. We gingen er vrij vaak naartoe voor modeshoots, en wat ik uit dat land meegesleept heb! Tapijten, serviezen, bijzettafeltjes... Niet normaal. De Marokkaanse stijl was echt een fixatie, en past ook wonderwel goed in dit huis. De keuken met cementtegels en de Moorse doorgang zijn helemaal gebaseerd op een Marokkaans voorbeeld. Ook in de badkamer vind je die stijl terug. De laatste tijd doe ik veel weg. Op den duur ga ik te ver, dan drijf je af naar folklore. Je kunt een esthetische visie ook te lang vasthouden.”

Snijden en bakken

Annicks nieuwste passie is keramiek. In de kelder heeft ze een oven en een kleipers geïnstalleerd. Maar ook daar is de mode niet ver weg. “Zoals je een patroon op een stof legt, teken ik een patroon in een kleiplaat. Ik creëer verschillende vormen die ik vervolgens in drie dimensies assembleer. Soms maak ik schetsen, dan weet ik heel duidelijk waar ik naartoe wil. Het is ook fijn als ik een tafel vol sjablonen heb en dan gewoon begin te puzzelen. Het voelt voor mij net als kleding maken, maar ik ben veel vrijer, want er hoeft geen lichaam in te passen.”

Wat klein begon, wordt monumentaler. “Het evolueert richting beeldhouwkunst, dat voel ik. Mijn werken beginnen letterlijk en figuurlijk meer plaats in te nemen. In mijn huis, in mijn leven.”

Haar werk is geometrisch, sterk en puur. Een opeenstapeling van vormen die aan de art deco doen denken, of aan de jaren dertig. Hoekig, minimalistisch en elegant. “Ik begin me nu te verdiepen in heel die periode. Onlangs kocht ik een boek over de Bauhaus-stijl, en ik ontdekte meteen een werk dat heel sterk leek op iets wat ik had gemaakt, alsof ik het gekopieerd had. Terwijl ik het nog nooit eerder had gezien.”

Het is typisch Annick dat ze met de nieuwe liefde voor keramiek ook een andere persona heeft aangenomen: een beetje Berlijn, een tikje jaren dertig. “Dat zal die voorliefde voor context zijn. Mijn leven lang heb ik bij elke fase een passende look gevonden, bij elke periode hoorde een andere manier van zijn, en die kon radicaal veranderen. Eigenlijk zou ik nog wel eens alles willen omgooien. Alles verkopen en opnieuw beginnen. Ik ben maar voor één iets bang, en dat is vastroesten.”

Dit is Annick

  • Annick Vandecappelle (60) studeerde sierkunsten aan Sint-Lukas in Brussel.
  • Ze had een kledingwinkeltje Starlet (1982 – 1985), lanceerde haar eigen label Jansen & Jansens (1986 – 1988) en was styliste bij Flair (1987 – 1993).
  • Ze was ontwerpster bij Scapa (1993 – 1996).
  • Als styliste bepaalde ze samen met o.a. Olivier Rizzo het modebeeld bij Weekend Knack (1996 – 2003).
  • In de winkel AVe (2002 – 2014) verkocht ze eigen ontwerpen, gecombineerd met merken als Irié Wash en Dice Kayek, en accessoires van o.a. Castañer.
  • Ze deed de productie-opvolging bij A.F. Vandevorst (2014 – 2017).
  • Nu is ze keramiste. Ze hield een solotentoonstelling bij 12WYK (12WYK.be).

Meer binnenkijken:

Beeld: Charlotte Van Noten – Website Annick: avceramics.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

Gesponsorde content