Katrien is kinderarts en ziet nog altijd af van elk overlijden

Katrien is kinderarts op de dienst neonatale intensieve zorg.

Katrien (49): “Na meer dan twintig jaar raakt elk overlijden me nog altijd even hard. Het immense, rauwe verdriet van ouders went nooit. Als arts zijn we geprogrammeerd om levens te redden. Ondanks alle moderne medische apparatuur en technologieën gebeurt het nog altijd dat we baby’s moeten laten gaan. Hoe vaak ik het ook al heb meegemaakt, elke keer opnieuw voel ik me even machteloos. Het moment dat je ouders moet vertellen dat er geen hoop meer is, blijft vreselijk. Er zijn mensen die schreeuwen en huilen, niet weten wat gedaan met hun verdriet. Anderen zijn kwaad, of zoeken naar een schuldige. Mensen begrijpen soms niet waarom we hun kind niet kunnen redden. ‘Jullie kunnen zoveel, waarom kunnen jullie dit nu niet?’

Onze gezondheidszorg is zo geëvolueerd dat ouders vandaag moeilijk aanvaarden dat er nog iets kan mislopen. Maar soms is er geen enkele therapeutische oplossing meer en moeten we het opgeven, met de handen in het haar. Ik kan zelf ook nog kwaad worden wanneer iets niet loopt zoals we het willen. Een kind dat overlijdt aan een banale infectie, bijvoorbeeld. Dat vind ik verschrikkelijk. We hebben alle middelen om infecties te bestrijden, en toch gebeurt het dat we mensen moeten vertellen dat hun zoon of dochter het niet zal halen. Soms kun je gewoon niet winnen. Met die onmacht kan ik al beter om dan vroeger, maar het blijft moeilijk.

Niet te vergeten

Eén verhaal zal ik nooit vergeten. Op de afdeling was een baby’tje opgenomen dat veel te vroeg geboren was door een scheur in de baarmoeder. Het jongetje had een zwaar zuurstoftekort, maar kwam er wonderwel bovenop. We hebben hem zelfs even van de beademing kunnen halen. Het ging de goede kant op, we hadden positieve vooruitzichten. Toen hij twee dagen oud was, kreeg hij ’s nachts plots een longbloeding. Hij is door het oog van de naald gekropen, maar we hebben hem opnieuw kunnen reanimeren. De volgende ochtend was zijn situatie opnieuw stabiel. We maakten ons wat zorgen over eventuele longproblemen, maar die zouden we wel oplossen, hadden we de ouders gerustgesteld.

Alles leek onder controle, tot ik tijdens een routineonderzoek op de echo een enorme bloeding in de hersenen ontdekte. De reanimatie, de hoge dosissen adrenaline en de zware beademing waren voor de baby te veel geweest. De bloeding was zo uitgebreid dat het zinloos was om de intensieve zorgen nog verder te zetten. Het zou vechten tegen de bierkaai zijn. Terwijl ik dat besefte, zonk de moed me in de schoenen. Ik voelde een ongelooflijke schroom om het nieuws aan de ouders te gaan vertellen. Zij hadden in het verleden al twee ongeboren kindjes verloren, één door een miskraam en één door een verkeersongeval.

Ouders die voor de derde keer een kind moeten afgeven. Hoe wreed kan het lot zijn?

Door medische complicaties was de kans op een nieuwe zwangerschap zo goed als onbestaande. Hoe moest ik in godsnaam vertellen dat ze ook dit kindje zouden verliezen? Met lood in de schoenen ging ik naar hen toe. Hun reactie zal ik nooit vergeten.
De meeste moeders en vaders raken volledig de kluts kwijt, maar zij bleven ongelooflijk rustig. Ze waren immens verdrietig en ontgoocheld, maar aanvaardden bijna onmiddellijk dat er geen hoop meer was. Ze hadden al zoveel meegemaakt de voorbije jaren. Het was alsof ze niet hadden durven te hopen dat het deze keer wél goed zou aflopen.”

Gewapend tegen schuldgevoelens

“Terwijl we aan het bespreken waren wanneer we de beademing en medicatie zouden stoppen, zagen we de hartslag van het jongetje plots pijlsnel naar beneden gaan. Nog geen tien minuten later is hij gestorven in de armen van zijn moeder. We konden niets, maar dan ook niets meer doen. Het was zo frustrerend. Er zijn zo veel kinderen die te vroeg geboren worden, maar die we perfect in leven kunnen houden, zelfs zonder blijvende handicap. Net bij dit baby’tje mocht het niet zijn. Voor de derde keer moesten deze ouders een kind afgeven. Hoe wreed kan het lot zijn?

Sommige mensen hebben zoveel pech dat je het bijna niet voor mogelijk houdt. Het leven is oneerlijk, daar heb ik het vaak lastig mee. Op het moment zelf moet je voortdoen, hoe erg je dat ook vindt. Het heeft geen zin om je naast die mensen neer te zetten en mee te huilen. Vroeger ging ik altijd heel diep mee in het verdriet van ouders. Ik vond van mezelf dat ik geen goede arts was als ik niet mee rouwde. Die overdreven empathie maakte mijn beroep nog stukken zwaarder. Een paar jaar geleden heb ik mezelf zo een burn-out ingejaagd. Ik was op, het ging niet meer. Ik stond mezelf niet toe om afstand te nemen. Zelfs wanneer ik thuis was, hield ik contact met de ouders van patiëntjes. Nu pak ik het anders aan.

Geen fouten maar foutieve inschattingen

Als ik naar huis ga, probeer ik de deur van het ziekenhuis echt dicht te trekken. Dat wil niet zeggen dat ik geen verdriet meer heb. Na elk overlijden moet ik even met rust gelaten worden. Het gebeurt dat ik me terugtrek in mijn bureau en mijn tranen even de vrije loop laat. Soms moet je een paar uur later een kersverse moeder proficiat wensen met haar pasgeboren baby. Die knop omdraaien is niet altijd gemakkelijk. Achteraf denk je soms: hadden we vroeger moeten starten met de beademing? Hebben we te lang gewacht met antibiotica? Een beslissing die je op een bepaald moment neemt, blijkt achteraf soms niet de juiste. Dat zijn geen fouten, maar foutieve inschattingen.

Hoe hard we ook ons best doen, die kun je nooit helemaal voorkomen. Zeker de eerste jaren hakte die verantwoordelijkheid op me in. We wapenen ons tegen schuldgevoelens door elke beslissing die we nemen multidisciplinair te bespreken. We zitten samen met artsen en specialisten, betrekken de ouders bij het overleg... Op die manier stel je je achteraf minder de vraag of je het wel goed hebt gedaan. Als je elk overlijden als een persoonlijk falen gaat beschouwen, kun je deze job niet volhouden.”

Nog meer straffe verhalen:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

Gesponsorde content